In zijn bundel Benaderingen publiceerde de dichter P.N. van Eyck van Giovanni Papini een gedicht uit 1917 getiteld Achtste Gedicht. Van Eycks boekje bevat ook werk van een andere Italiaanse dichter: Giacomo Leopardi. Van hem neemt hij zes vertalingen op. Hieronder Van Eycks Nederlandse versie van ‘Ottava poesia’, het enige gedicht van
in de bundel. Ik neem ook twee alinea’s commentaar van de vertaler op.Achtste Gedicht
Wit schrift. Begin van dag. (De zon gaat op!)
Rekening onbeschreven. Bladzij éen.
Spreek niet van huiswaart keren vóor de top
Van de allerlaatste top: eerst dan ga ‘k heen.
Hel overglansd het zachte lovergroen,
Geur, lauw, van vogelzingen wijd en zijd,
Vergoeding voor dat bitter gisteren, toen
Mijn grootheid nog de kroon droeg van de nijd.
Nimmer als in dit nieuwe morgenuur:
Mijn hart herboren, hamerend opwaarts streeft
Mijn stap, tussen de dubble rotsenmuur,
De straat langs, die het lijf hervonden heeft.
Waar mij mijn aandrang heendrijft volg ik hem,
Herwaarts en derwaarts, heer van de eenzaamheid.
In de gewelfde stilte hoor ‘k mijn stem,
Vast overtuigd en zonder zwijgbeleid.
Eindelijk, en voor altoos, eenzaam thans,
Licht, luchtig, in mijn mond een sigaret,
Ver van wat werklijk is en allemans,
Ga ‘k daarheen, waar mij niets meer raakt noch let.
Ik word tot alles wat mijn oog ontmoet,
De schaduw op de muur, de stralenval,
Adem de zon in en omhels zijn gloed,
Niet vrezend dat hij mij verteren zal.
Min van en voor mijn eigen zelf is dit.
Ik liefkoos lip met lip, gloeiende druk
Ik de ene hand in de andere, ik bezit
Mij zelf geheel, in onverdicht geluk.
Wij zijn geen paar meer. Ik ben enkel de een’,
Die door zijn eigen liefde is voortgebracht;
Ik ben die, geen ontberend, zoekt naar geen,
Nauwelijks verzadigd van háar wilde kracht.
Van diep uit droom die mij bevrijdt, rondom
Nergens een einder, die mijn blikken stuit:
Boven deze aarde, nú mijn eigendom,
Want die mijn voorhoofd gans in zich besluit.
Kussen van licht en lucht aan mijn gelaat,
Brandende van bedwongen wilsbejag,
Geven de vagebond door elk gesmaad
De laatste toets van vorstelijk gezag. –
Maar als, aan ’t einde van de dag, mijn voet
Weer door de kille, strakke straatgroef gaat,
Is wie in ’t schemer-lila huiswaart spoedt,
De stakker waar geen stervling acht op slaat.
P.N. van Eyck zegt dit over zijn vertaling
Had ik […] Papini’s gedicht, dat verzen van een sterk wisselend aantal lettergrepen heeft, geheel in de vorm van het oorspronkelijk willen vertalen, dan zouden mijn Nederlandse verzen op verschillende plaatsen onvermijdelijk gedrongener dan de Italiaanse met hun open en bewegelijk ritme geworden zijn. Ons eigen tien- en elf-lettergrepige vers gaf mij, geloof ik, alle ruimte nodig om, met volledig behoud van Papini’s voorstellingsinhoud, ook die openheid en bewegelijkheid van zijn ritme in het mijne tot uitdrukking te brengen. (p. 53-54.)
En dit over de Italiaanse dichter:
Papini, de door het martelend besef van zijn ontoereikendheid tussen de mensen gedrevene, zoekt ver weg van de stad, op de hoogste bergtop, voor zijn vernedering vergoeding, voor zijn onrustig verlangen de ontbeerde bevrediging, niet in een overgave van zijn eigen beperkte kleinheid aan de onmetelijke grootheid van de natuur, maar – voorbijgaande dronkenschap – in een zelf-vergroting, een zelf-vergoddelijking bijna, waardoor hij zich éen uur, in vorstelijk-eenzame hoogheid, de schepper en drager van de gehele natuur voelt, maar die hem, na de roes, weer even arm en neerslachtig naar de stad doet terugkeren. (p. 68.)
Commentaar bij Giovanni Papini een gedicht uit 1918
Het gedicht bestaat uit 44 verzen verdeeld over elf strofen. Van Eyck zegt hierboven dat hij de vorm wijzigde in het in de Nederlandse verskunst dominerende ’tien- en elf-lettergrepige vers’. Hij hield zich er aan. Er zijn 7 verzen met 9 lettergrepen, 27 van 10 en 9 van 11. Vers 27 in strofe n° 7 wijkt daarvan af met 12 lettergrepen. Het zouden er 11 zijn geweest als Van Eyck de middelste ‘e’ van ‘andere’ had geëlimineerd.
Mogelijk zag hij dit over het hoofd? Ik wil er overigens op wijzen, dat tussen de tweede druk uit 1945 en het Verzameld werk in drie verzen verschillen bestaan. Van Eyck liet de ‘e’ achterwege in vers 11: ‘dubble’, in vers 19: ‘werklijk’, en vers 44: ‘stervling’. In het V.W. staat de ‘e’ er wel.
Aantekeningen bij Giovanni Papini een gedicht uit 1918
- Van Eyck geeft deze bibliografische verwijzing: “Giovanni Papini, ‘Opera Prima’ (Firenze 1918), blz. 51: ‘Ottava Poesia’.” Dit zijn de complete bibliografische gegevens: Giovanni Papini, Opera prima. Venti poesie in rima e venti ragioni in prosa. Firenze: Libreria della Voce, 1917, 137 (3) pp. Deze eerste druk telde 500 exemplaren. De tweede druk verscheen in 1918. Een derde verscheen in 1921 bij uitgeverij Vallecchi eveneens in Florence.
- P.N. van Eyck, Benaderingen: Vertaalde gedichten 1916-1945. Den Haag: A.A.M. Stols, 1950. Een eerste druk in 240 exemplaren verscheen in 1945 en was niet in de handel. De tweede uit 1950 werd in 500 exemplaten gedrukt. De vertaling is ook aanwezig in Verzameld werk. Deel 2, pp. 221-222, p. 239, p. 242.
- In de online editie van de Enciclopedia Italiana is hier een lemma gewijd aan Van Eyck.
- Voor een kort verhaal van Papini zie hier op dit weblog.