In 1970 schreef Pier Paolo Pasolini een korte autobiografische tekst over schilderen en tekenen. Hij hield zich daar sinds zijn jonge jaren mee bezig. Maar ook de theoretische of beter de historische kant van de beeldende kunst fascineerde hem. Niet toevalling volgde hij in Bologna de kunsthistorische colleges van Roberto Longhi. Men vond hieronder vertaalde tekst in zijn nalatenschap. Publicatie volgde op 19 januari 1992 in het politiek-culturele weekblad L’Espresso. Pasolini als beeldend kunstenaar is voor de liefhebbers van zijn werk geen nieuws. In 2022 werd in Bologna een grote overzichtstentoonstelling gehouden, gedocumenteerd door een prachige catalogus.
19 maart
Gisteren ben ik na (afgezien enkele uitzonderingen) zo’n dertig jaar weer begonnen met schilderen. Met potlood, pastel of Oost-Indische inkt kon ik niets aanvangen. Ik nam een pot lijm en goot die uit op het papier en tekende en schilderde rechtstreeks met de vloeistof. Er moest dus wel een reden zijn waarom het idee om naar een kunstacademie te gaan nooit bij me opkwam.
Het idee om iets traditioneels te gaan doen, vond ik om van te walgen. Zelfs dertig jaar geleden had ik al moeite met de materialen. De meeste tekeningen uit die tijd maakte ik met mijn vingertoppen ingesmeerd met verf rechtstreeks uit de tube, op cellofaan. Ik tekende ook wel rechtstreeks met de tube, de verf eruit knijpend.
De eigenlijke schilderijen maakte ik op doeken van jute vol gaten, waarop ik met slechte lijm en krijt werkte. Toch kan men niet zeggen dat ik een schilder was (en ben) die aan het materiaal voorrang gaf. Ik ben meer geïnteresseerd in compositie – met haar contouren – dan in materie. Maar alleen als het materiaal weerbarstig of onmogelijk is. En vooral als het op de een of andere manier ‘kostbaar’ is, lukt het mij de vormen te maken die ik wil.
Geen materie
Toen ik in 1943 mijn eerste schilderijen en tekeningen maakte, waren het Masaccio en Carrà de kunstenaars die mij beïnvloedden. En zij waren geen materieschilders. Mijn interesse voor de schilderkunst hield plotseling op. Dat duurde ongeveer tien of vijftien jaar, vanaf de periode van abstracte schilderkunst tot die van de ‘pop’. Nu is mijn belangstelling weer hervat. De thema’s van het schilderen kunnen alleen maar vertrouwd, alledaags, teder en misschien idyllisch zijn. Dat gold in 1943 en dat geldt nu. Ondanks Longhi’s kosmopolitische aanwezigheid – mijn Nous werd toen niet eens gebeden, zo groot was de adoratie – is mijn schilderkunst dialectaal: een dialect als taal voor poëzie. Uitgelezen, mysterieus: materiaal voor tabernakels.
Ik voel nog steeds – als ik aan het schilderen ben – de religie van de dingen. Misschien een onderbreking van dertig jaar, voor een doek, op het moment dat ik stopte met schilderen. Natuurlijk was ook Morandi (ik vergat hem even) onder mijn idolen. En mijn immense liefde voor Bonnard (zijn middagen vol stilte en zonlicht aan de Middellandse Zee) kan ik dan niet verzwijgen. Ik wou dat ik een schilderij kon maken dat enigszins lijkt op een van zijn Provençaalse landschappen die ik in het kleine museum in Praag zag. In het slechtste geval zou ik willen dat ik een kleine neo-kubistische schilder kon zijn. Maar nooit, nooit, zal ik het clair-obscur kunnen gebruiken noch de kleuren kunnen blazen met de sponsachtige zuiverheid en perfecte reinheid die eigen zijn aan het kubisme.
Aantekeningen bij Pasolini als beeldend kunstenaar
- Deze korte tekst van Pasolini verscheen op 19 januari 1992 het weekblad L’Espresso. In 2015 drukte men het opnieuw af in L’Espresso Pasolini. Gruppo Editoriale L’Espresso, Roma 2015. pp. 196-197. Deze antologie bevat de artikelen die het weekblad in het verloop van tientallen jaren over Pasolini publiceerde. Drie van de teksten zijn van zijn hand.
- An Italian translation was made by Alessandro Giammei and Ara H. Merijan and published in Circumference in 2023. See here for the page.
- Op dit weblog publiceerde ik andere posts over Pasolini: hier is het overzicht.
- Zie voor Roberto Longhi de website van de Fondazione Roberto Longhi.