Het gedicht van Alfonso Gatto De Martelaren van piazzale Loreto verscheen in 1956. De hier gepresenteerde Nederlandse vertaling is van Catharina Ypes.
VOOR DE MARTELAREN VAN HET PIAZZALE LORETO
De dageraad kwam, toen werd alles stil,
de stad, de hemel, de ademtocht van de dag.
Alleen de beulen stonden levend
tegenover de doden.
De morgen zweeg van schrik,
de gekwetste hemel zweeg,
en de huizen zwegen, heel Milaan.
Zij werden lelijker nog van de zon,
bezoedeld met licht en vol haat voor elkaar,
de moordenaars, de slaven van de angst.
De dageraad kwam en waar eens werd gewerkt,
op het grote Plein, dat de stralende vreugde was
van de stad, die avond aan avond
naar zijn lichten trok, waar zelfs het gegier
van de trams door de levenden ’s morgens
opgewekt werd begroet, daar wilden zij de slachting,
opdat Milaan op zijn drempel
in hetzelfde bloed verenigd zou vinden
zijn jonge zonen en zijn eigen oude hart,
sterk en wakker, krachtig als een vuist.
Toen voelde ik in mijn hart ook uw hart,
het hart van mijn moeder en van mijn kinderen,
van alle levenden, die zich zèlf voelden sterven
om de doden, die werden getoond op die dag
aan het zomerlicht, aan een onweer
met gloeiende wolken. Voor mij werd die ramp
als een bliksemvuur, als de onstuimige vloed
die zegevierend bruist, ik hoorde de donder
van een volk dat opstaat uit de graven.
Ik zag een nieuwe dag, wanneer op het Plein
de doden het eerst de rode barricade
zullen beklimmen, in overall,
met blote borst, nog levend
met hun bloed en hun recht. En iedere dag,
ieder uur onsteekt zijn gloed aan dàt vuur,
iedere dageraad voelt weer de wond van diè kogels,
waarmee de onschuldigen geveld zijn, tegen de muur.
Het origineel
Per i martiri di piazzale Loreto (1944)
Ed era l’alba, poi tutto fu fermo
la città, il cielo, il fiato del giorno.
Restarono i carnefici soltanto
vivi davanti ai morti.
Era silenzio l’urlo del mattino,
silenzio il cielo ferito:
un silenzio di case, di Milano.
Restarono bruttati anche di sole,
sporchi di luce e l’uno all’altro odiosi,
gli assassini venduti alla paura.
Era l’alba, e dove fu lavoro,
ove il piazzale era la gioia accesa
della città migrante alle sue luci
da sera a sera, ove lo stesso strido
dei tram era saluto al giorno, al fresco
viso dei vivi, vollero il massacro
perché Milano avesse alla sua soglia
confusi tutti in uno stesso sangue
i suoi figli promessi e il vecchio cuore
forte e ridesto stretto come un pugno.
Ebbi il mio cuore ed anche il vostro cuore
il cuore di mia madre e dei miei figli,
di tutti i vivi uccisi in un istante
per quei morti mostrati lungo il giorno
alla luce d’estate, a un temporale
di nuvole roventi. Attesi il male
come un fuoco fulmineo, come l’acqua
scrosciante di vittoria; udii il tuono
d’un popolo ridesto dalle tombe.
Io vidi il nuovo giorno che a Loreto
sovra la rossa barricata i morti
saliranno per i primi, ancora in tuta
e col petto discinto, ancora vivi
di sangue e di ragioni. Ed ogni giorno,
ogni ora eterna brucia a questo fuoco,
ogni alba ha il petto offeso da quel piombo
degli innocenti fulminati al muro.
Aantekeningen bij De Martelaren van piazzale Loreto
- Klik hier voor de pagina over de bloemlezing van Catharina Ypes.
- Zie deze wikipediapagina (it) over het bloedbad van Piazale Loreto. En deze (it) over de dichter.