De bloemlezing van Catharina Ypes Olijven en zilveren populieren uit 1960 biedt een selectie van zevenenveertig gedichten uit het werk van veertig Italiaanse auteurs. Zij bloemleest werk van 37 dichters en 3 dichteressen, chronologisch gerangschikt naar hun geboortejaar dat valt tussen 1875 en 1925.
Ypes beperkte haar keuze tot een specifiek tijdperk uit de Italiaanse literatuur: de eerste helft van de twintigste eeuw met een uitloop van een decennium na de tweede wereldoorlog. De veertig dichters die zij haar lezers biedt, bestrijken een groot deel van spectrum van de auteurs actief in die periode. Er ontbreken slechts weinig prominente namen. Ik denk aan de futurist Filippo Tommaso Marinetti (1876-1944), aan Pier Paolo Pasolini (1922-1975) maar ook aan Antonia Pozzi (1912-1938). Hoewel de anthologie enkele zwakke punten heeft, wil ik haar toch ter lezing aanbevelen. Hieronder de namen zodat het duidelijk is over wie het gaat.
Sibilla Aleramo
Luigi Bartolini
Maria Luisa Belleli
Attilio Bertolucci
Carlo Betocchi
Dino Campana
Vincenzo Cardarelli
Raffaele Carrieri
Sergio Corazzini
Libero De Libero
Filippo De Pisis
Danilo Dolci
Lionello Fiumi
Franco Fortini
Alfonso Gatto
Corrado Govoni
Guido Gozzano
Adriano Grande
Mario Luzi
Dino Menichini
Eugenio Montale
Marino Moretti
Aldo Palazzeschi
Giovanni Papini
Cesare Pavese
Sandra Penna
Giacomo Prampolini
Salvatore Quasimodo
Clemente Rebora
Umberto Saba
Camillo Sbarbaro
Rocco Scotellaro
Vittorio Sereni
Leonardo Sinisgalli
Ardengo Soffici
Maria Luisa Spaziani
Giuseppe Ungaretti
Diego Valeri
Giorgio Vigolo
Sommige namen zijn gelinkt naar een blogartikel waarin ik een door Catharina Ypes vertaald gedicht opnam.
Toen de bloemlezing in 1960 werd gepubliceerd, waren zesentwintig van de veertig auteurs nog in leven.
De uitverkorenen
Te verwachten was de aanwezigheid in de bundel van beroemdheden als Saba, Ungaretti, Montale en Quasimodo. De laatste werd gelauwerd met de nobelprijs voor de literatuur in 1959. Montale in 1975, maar toen was Ypes al overleden. Ook de opname van werk van Mario Luzi en Cesare Pavese lag voor de hand. De verklaring waarom in dit lijstje Papini en Prampolini zijn opgenomen is eenvoudig. Van de eerste had Ypes al werk vertaald en de tweede verdiende een plaatsje om evidente redenen.
De presentatie van het materiaal
De lezer vindt bij de gepresenteerde dichters geen enkele toelichting. Voor Montale en Quasimodo was dat misschien overbodig, maar bij mindere goden als Sergo Corazzini en Leonardo Sinisgalli zou een korte alinea over de dichter zeer welkom zijn geweest. De korte indicaties van Prampolini zijn ruim onvoldoende (zie de paragraaf hieronder).
Een tweede gemis beschouw ik het ontbreken van een verantwoording of een begeleidend tekstje waarin de samenstelster iets had kunnen zeggen over haar uitgangspunten en doelstellingen. Ik geef hierbij de inhoudsopgave van de bloemlezing. Die geeft een idee van de opbouw van het boek. Tussen haakjes de paginanummers:
Inleiding door Giacomo Prampolini (5-7)
De gedichten. Links Italiaans, rechts Nederlands (8-123)
Aantekeningen (125)
Dankwoord (127)
Inhoudsopgave (129-132) Naam en geboortejaar auteur, bronvermelding
Lijst van dichters (135) Alfabetisch gerangschikt.
De Inleiding van Prampolini
Giacomo Prampolini werd bekend als vertaler van Nederlands proza en poëzie in zijn moedertaal, het Italiaans. Mogelijk meer als pionier die Nederlandse schrijvers van proza en poëzie bij het Italiaanse publiek introduceerde, dan vanwege de omvang van zijn vertaalproductie. Voor deze bloemlezing schreef hij niet alleen een korte inleiding, maar hij fungeerde blijkbaar ook als raadgever van Catharina Ypes.
Dat Prampolini de dichters in een literair-historische context plaatste is wat teveel gezegd. Hij geeft wel aan dat men Govoni en Corazzini tot de zogenaamde schemerdichters rekent, maar voor de overigen beperkt hij zich tot een paar woorden om een auteur te duiden. Hij vermeldt tevens uit welke stad of streek zij afkomstig waren en concludeert vervolgens dat de bloemlezing geografisch gesproken hele land afdekte. Of dit voor de lezers van toen nuttig was om te weten, betwijfel ik.
H. van den Bergh over Olijven en zilveren populieren
De dichter H. van den Bergh besprak de bloemlezing in het tijdschrift De Gids van 1960. Hij looft Prampolini’s ‘zeer wegwijzende inleiding’ en plaatst twee vraagtekens bij de vaardigheid van Ypes als vertaalster. Hij meent dat zij zich al te zeer liet leiden door de rijmdwang en dat zij overdreef bij het zoeken naar het poëtische woord. Ik citeer:
‘Het gevolg is dat de rijmnood in de Nederlandse versie herhaaldelijk drijft naar zekere verwringing van de door de dichter beoogde gedachte en woordordening; en dat de hang tot het ‘mooie’ woord meermalen bederft de directheid van het door de dichter juist bewust gekozen hardere, of lelijker, woord.’ (p. 209.)
Dit was geen malse kritiek. Die duidt er enerzijds op, dat Ypes zich als neerlandica niet beroepsmatig met vertalingen uit het Italiaans bezighield, en anderzijds dat zij niet beschikte over de minimaal vereiste vaardigheden nodig voor de vertaling van poëzie. Anders dan Van den Bergh was zij immers geen dichter en was het voor hem niet moeilijk lacunes aan te wijzen. Hij genoot overigens de eer twee van zijn gedichten opgenomen te zien in een bloemlezing poëzie uit 1946, bezorgd door Prampolini, die de gedichten zeer verdienstelijk vertaalde.
Aantekeningen bij Olijven en zilveren populieren
- Catharina Ypes, Olijven en zilveren populieren. Moderne Italiaanse lyriek. Den Haag: Boucher, 1960.
- Voor het artikel van H. van den Bergh in het tijdschrift De Gids, zie hier.
- Maartje Draak schreef een mooi ‘In Memoriam’. Het is te lezen op DB.NL. Klik hier.
- Voor een overzicht van Italiaanse auteurs zie hier.