Fausto Maria Martini Ze slaapt, een gedicht

Het gedicht van Fausto Maria Martini ‘Ze slaapt’ dateert uit 1906. Men deelt deze kunstenaar gewoonlijk in bij de zogenaamde schemerdichters.  Hieronder volgt mijn versie van de drie quartine.

Dorme

Annie dorme: un chiaror discreto
avvolge come in un segreto
la bruna testa, china giù
sullo scrittoio d’acajù.

Nell’ombra, un suo braccio scoperto
ancora tocca un libro aperto:
intorno a quella nudità
rosea, trema l’oscurità…

Annie, per quale lontananza
la dolce anima tua s’avanza,
mentre riposi, china giù
sullo scrittoio d’acajù?

Ze slaapt

Annie slaapt: een zacht licht
omhult als in een geheim
haar bruine hoofd, dat rust
op de schrijftafel van mahonie.

In de schaduw ligt haar blote arm
nog op een nog geopend boek:
rondom deze roze naaktheid
trilt de duisternis…

Annie, naar welke verte
reikt je zoete ziel,
terwijl je rust, met je hoofd
op de schrijftafel van mahonie?

Over de dichter

Fausto Maria Martini zag het levenlicht op 14 april 1886 in Rome. Hij stierf er op 12 april 1931. Een studie rechten onderbrak hij om zich vol overgave aan de letteren te kunnen wijden. Hij schreef aanvankelijk poëzie, maar na de eerste wereldoorlog alleen nog proza. Vanaf 1903 animeerde hij met de dichter Corrado Govoni en een tiental anderen de kring rond Sergio Corazzini (1886-1907). De groep kunstenaars kwam bijeen in het Romeinse Caffè Sartoris. In het najaar van 1905 werkte hij mee aan de oprichting van het veertiendaagse culturele tijdschrift Cronache Latine.

Fausto Maria Martini

Zijn eerste bundel verzen Le piccole morte verscheen in 1906. Een jaar later volgde «Panem nostrum». Zijn derde en laatste bundel Poesie provinciali verscheen in 1910. Martini’s dichtwerk past binnen de literaire stroming ‘schemerdichters’, i crepuscolari. Na de laatste bundel legde hij zich toe op verhalend proza: romans en toneelstukken. Martini was tevens actief als toneelcriticus.

Hij werd en wordt door de literatuurcritici als een ‘middelmatige’ exponent van de schemerdichters beschouwd. Toch veroverde hij in de belangrijkste bloemlezingen een bescheiden plaats. In 2007 kwam een uitgave van zijn verzamelde gedichten op de markt.

Aantekeningen bij Fausto Maria Martini Ze slaapt, een gedicht

  • In: Le piccole morte, 1906. (De kleine doden.) Voor de vertaling heb ik de tekst gebruikt die is opgenomen in de bloemlezing van Segre e Ossola 2004, p. 86.
  • Het Italiaanse origineel kunt u hier in een pdf downloaden: Dorme
  • Over Martini toneelschrijver vindt u hier een artikel uit 1926. Het is beschikbaar in de Digitale bibliotheek Nederland. Er is ook een Nederlandse wikipedia pagina.

 

Napolitaanse legende De put van de krokodil

Napolitaanse legende De put van de krokodil
krokodil verorbert een gevangene

De beroemde Napolitaanse legende de put van de krokodil wordt al eeuwenlang navereteld en doorgegeven.  Onder het Nieuwe Kasteel in Napels bevond zich een donkere, vochtige ruimte. Die was bestemd voor zwaar gestrafte gevangenen. Tot ieders verbazing bleek op een dag dat zij waren verdwenen. Waren ze gevlucht? Hoe was dat nu toch mogelijk? Toen men een nieuwe gevangene in het onderaardse gewelf ging opsluiten, werd ook het toezicht verbeterd.

Kort daarop zag men een overwacht en vreselijk schouwspel. Door een aan het oog onttrokken opening onder het niveau van het zeewater zwom een monsterlijk grote krokodil de ruimte onder het kasteel binnen. Met zijn bek sleepte het beest de gevangene aan zijn benen naar buiten en verslond zijn slachtoffer in open zee.

Krokodil als beul

Men nam aan dat de krokodil uit Egypte afkomstig was. Waarschijnlijk was hij in het vaarwater van een vrachtschip meegezwommen. Vanaf dat moment liet men in de put de ter dood veroordeelden neer. De krokodil kwam ‘in dienst’ van de Napolitaanse justitie en voerde de vonnissen uit. Dat ging zo voort tot men op een dag besloot om zich van de  gevaarlijke bezoeker te ontdoen. Op een scheepsanker bond men de heup van een paard en met dit malse aas werd de krokodil gevangen. Het karkas van het gedode monster vulde men met stro en hing het in één van de poorten van het Nieuwe Kasteel. Men kon het beest tot voor veertig jaar terug nog hoog in de tweede toegangspoort zien bengelen. Angstige kinderhandjes wezen het aan.

Mysterieuze put

Ook al spraken de mensen altijd over ‘de put van de krokodil’, niemand kon zeggen waar hij precies was. Misschien was het dezelfde kelder waarin Tommaso Campanella opgesloten had gezeten. Bij de laatste verbouwing van het kasteel werd de krokodil ergens opgeslagen of weggegooid. Het is zeker niet de krokodil die in de Egypte-afdeling van het Nationaal Museum te zien is, want dat exemplaar komt ergens anders vandaan.

Gaetano Amalfi heeft laten zien dat het motief in deze legende kan worden aangetroffen in talloze andere verhalen en literaturen: een gevangene die, levend of in stukken gehakt, wordt gevoerd aan krokodillen, slangen of andere brute beesten. Hier is de legende aangepast en geplaatst in het Nieuwe Kasteel in Napels. Hetzelfde kasteel dat in zijn geheime ruimten ook de edelen liet verdwijnen. De baronnen die het hadden aangedurfd tegen koning Ferrante in verzet te komen.

Toelichting

In de voorlaatste zin schrijft Benedetto Croce dat Gaetano Amalfi (1855-1928) zich had gebogen over het literaire motief, uitgewerkte in het verhaal, om de wijde verbreidheid ervan aan te tonen. Croce vermeldt niet dat hij Amalfi’s tekst uit 1895 bijna volledig heeft benut voor het schrijven van zijn tekst in de vorm van een verhaal. Croce publiceerde de legende van de  krokodil in 1919 in een bundel ‘Napolitaanse Napolitaanse legende De put van de krokodilverhalen en legenden’ [Storie e leggende napoletane] bij een Napolitaanse uitgever. Croce’s naam was toen al nationaal gevestigd, terwijl de beroepsjurist en amateur letteraat Amalfi slechts op locale faam kon bogen.

Croce was niet vreemd aan het navertellen van volksverhalen of legenden. Zeer bekend is zijn ‘vertaling’ uit het zeventiende eeuwse Napolitaans van verhalen uit de Pentamerome van Giambattista Basile. Deze verzameling volksverhalen, die werden opgetekend door Basile uit de monden van zijn tijdgenoten,  zag postuum het licht in 1634-36 onder de titel ‘De fabel van de fabels’ [Lo cunto de li cunti]. Uit het artikel van Amalfi blijkt verder, dat hij verschillende stadsgenoten aan het woord had gelaten om zijn materiaal te verzamelen. Croce was daarentegen een studeerkamer geleerde en gebruikte gedrukte bronnen.

Aantekening bij de Napolitaanse legende De put van de krokodil

  • Een nijlkrokodil kan wel vier tot vijf meter lang worden. En wist u dat jaarlijks enkele honderden mensen ten prooi vallen aan zijn scherpe tanden? Dit aspect van de legende berust of feiten. De rest van het verhaal stamt uit de traditie van de Napolitaanse folklore.