Eco Gedichten over filosofen en schrijvers

In de  jaren vijftig schreef Umberto Eco (1932-2016) een aantal gedichten over filosofen. Ze verschenen in 1958 in een beperkte oplage met de titel Filosofi in libertà. In de jaren zestig publiceerde hij in een tijdschrift opnieuw een aantal gedichten, maar ditmaal over schrijvers. En in 1992 ten slotte zette hij alles bij elkaar in een bundel, inclusief een aantal tekeningen. In januari 2022 kwam er van deze vermakelijke Eco Gedichten over filosofen en schrijvers een elegant uitgegeven nieuwe editie.  

Eco Gedichten over filosofen en schrijvers

Het eerste hoofdstuk bevat gedichten over veertien filosofen en filosofische stromingen en de vijftien tekeningen die Eco maakte tijdens de congressen en symposia die hij bijwoonde aan de Universiteit van Turijn. In het voorwoord van de uitgave van 5 januari 1992, en hier weer opgenomen, schreef hij dat hij zeker tien keer zoveel tekeningen had gemaakt. In het tweede hoofdstuk gedichten over Schrijvers en enkele liedteksten.  Zonder illustraties.

Eco liet zich inspireren door de werken van de filosofen en de schrijvers die hij goed kende. Zijn keuze loopt van de voorsocratici tot de analytische taalfilosofen. Ik geef hieronder het lijstje met de namen.

De filosofen (pp. 13-138)

De Presocratici
Aristoteles
Anselmus van Aosta
Thomas van Aquino
Andere Scholastici
Roger Bacon
René Descartes
Giambatista Vico
Emanuel Kant
Georg Friedrich Hegel
Karl Marx
Benedetto Croce
Het existentialisme
Analytische taalfilosofen

De schrijvers (pp. 139-218)

Marcel Proust
Thomas Mann
James Joyce
Koning Oidipus
Dante over Sausure
Alessandro Manzioni
Kleine draagbare metafysiek
Chansons à boîre voor wetenschappelijke congressen


De gedichten zijn fraaie voorbeelden van Eco’s virtuositeit. Bovendien geven ze aan hoe hij in deze poëtische context met de gekozen filosofen en schrijvers omgaat. Dat doet hij met kennis van zaken, met ironie en met een taalvaardigheid waarop menigeen jaloers zal zijn.

Uit de verzameling teksten neem ik de vijf aan Descartes gewijde strofen over. Ze staan op de pagina’s 69-72. Natuurlijk kan ik in mijn vertaling zijn niveau niet evenaren. Eco laat zijn verzen rijmen, maar daarin volg ik hem niet. De Nederlandse vertaling zou daardoor kampachtig worden en te maken krijgen met verlies van betekenis. Ik hoop wel iets van het ritme en vooral van de ironie te hebben overgebracht.

Rene Descartes

Rene Descartes
deze vreemde filosoof
bedacht op een dag
een ijdeltuitig plan ;
hij ontkende één voor één
alle dingen reeds toegestaan
en liet slechts toe:
“Als ik denk, ben ik hier.”
Uitgaande van deze redenering
van zeer heldere evidentie
ontwikkelde hij
zijn variant van wetenschap,
de vloer aanvegende
met vage of kleurloze ideeën
kiezend voor alleen
de heldere en duidelijke.
Uitgaande van deze noties
gaf hij ons, één voor één,
de redenen
voor een gave methode
ter verheldering
van allerlei problemen,
dat zeggend met een air van
’t zijn perfecte theorema’s.

Zijn vriend Pascal vond
deze concepten
zeker niet volmaakt,
en zeer slecht doordacht,
want op de ontdekking
van de more geometrico
reageerde hij openlijk met
de redenen van het hart.


En in een staat van wanhoop
over ’s werelds feiten
verzamelde hij zijn ideeën
op een diepzinnige toon
en gaf hij eigenlijk,
met zijn pessimisme,
reden voor verdenkingen
van een fraai jansenisme.
En men vergiste zich niet,
want hoe ’t ook zij
men zag hem kuipen
met lieden van Port-Royal.

Descartes en Pascal
zijn dus kampioenen
dit in ’t algemeen gezegd
van strijdige opinies.
Enerzijds de verwezenlijkheid
van het intellect,
anderzijds ’n verhaal
van kwijnenden, 
van toeziende mensen
– als je ze kon horen ! –
met een angstige ziel
aan de rand van de afgrond.

Maar ik denk ook
dat de gewone mens,
elk eender gemaakt, lijkt op
Descartes en Pascal :
dat hij twijfelt is goed
en strekt hem tot eer,
maar luisteren naar de stem
van zijn hart geeft baat.

De Italiaanse versie van Rene Descartes  hier in een pdf.

Aantekeningen bij Umberto Eco Gedichten over filosofen en schrijvers

  • Umberto Eco, Filosofi in  libertà seguito da Scrittori in libertà, La nave di Teseo, Milano 2022. 
  • Voor andere artikelen over Umberto Eco op deze website zie hier en hier.

 

Martelaren van piazzale Loreto Een gedicht van Alfonso Gatto

Het gedicht van Alfonso Gatto De Martelaren van piazzale Loreto verscheen in 1956. De hier gepresenteerde Nederlandse vertaling is van Catharina Ypes.

VOOR DE MARTELAREN VAN HET PIAZZALE LORETO

De dageraad kwam, toen werd alles stil,
de stad, de hemel, de ademtocht van de dag.
Alleen de beulen stonden levend
tegenover de doden.

De morgen zweeg van schrik,
de gekwetste hemel zweeg,
en de huizen zwegen, heel Milaan.
Zij werden lelijker nog van de zon,
bezoedeld met licht en vol haat voor elkaar,
de moordenaars, de slaven van de angst.

De dageraad kwam en waar eens werd gewerkt,
op het grote Plein, dat de stralende vreugde was
van de stad, die avond aan avond
naar zijn lichten trok, waar zelfs het gegier
van de trams door de levenden ’s morgens
opgewekt werd begroet, daar wilden zij de slachting,
opdat Milaan op zijn drempel
in hetzelfde bloed verenigd zou vinden
zijn jonge zonen en zijn eigen oude hart,
sterk en wakker, krachtig als een vuist.

Toen voelde ik in mijn hart ook uw hart,
het hart van mijn moeder en van mijn kinderen,
van alle levenden, die zich zèlf voelden sterven
om de doden, die werden getoond op die dag
aan het zomerlicht, aan een onweer
met gloeiende wolken. Voor mij werd die ramp
als een bliksemvuur, als de onstuimige vloed
die zegevierend bruist, ik hoorde de donder
van een volk dat opstaat uit de graven.

Ik zag een nieuwe dag, wanneer op het Plein
de doden het eerst de rode barricade
zullen beklimmen, in overall,
met blote borst, nog levend
met hun bloed en hun recht. En iedere dag,
ieder uur onsteekt zijn gloed aan dàt vuur,
iedere dageraad voelt weer de wond van diè kogels,
waarmee de onschuldigen geveld zijn, tegen de muur.

Het origineel

Per i martiri di piazzale Loreto (1944)

Ed era l’alba, poi tutto fu fermo
la città, il cielo, il fiato del giorno.
Restarono i carnefici soltanto
vivi davanti ai morti.

Era silenzio l’urlo del mattino,
silenzio il cielo ferito:
un silenzio di case, di Milano.
Restarono bruttati anche di sole,
sporchi di luce e l’uno all’altro odiosi,
gli assassini venduti alla paura.

Era l’alba, e dove fu lavoro,
ove il piazzale era la gioia accesa
della città migrante alle sue luci
da sera a sera, ove lo stesso strido
dei tram era saluto al giorno, al fresco
viso dei vivi, vollero il massacro
perché Milano avesse alla sua soglia
confusi tutti in uno stesso sangue
i suoi figli promessi e il vecchio cuore
forte e ridesto stretto come un pugno.

Ebbi il mio cuore ed anche il vostro cuore
il cuore di mia madre e dei miei figli,
di tutti i vivi uccisi in un istante
per quei morti mostrati lungo il giorno
alla luce d’estate, a un temporale
di nuvole roventi. Attesi il male
come un fuoco fulmineo, come l’acqua
scrosciante di vittoria; udii il tuono
d’un popolo ridesto dalle tombe.

Io vidi il nuovo giorno che a Loreto
sovra la rossa barricata i morti
saliranno per i primi, ancora in tuta
e col petto discinto, ancora vivi
di sangue e di ragioni. Ed ogni giorno,
ogni ora eterna brucia a questo fuoco,
ogni alba ha il petto offeso da quel piombo
degli innocenti fulminati al muro.

 

Aantekeningen bij De Martelaren van piazzale Loreto

  • Klik hier voor de pagina over de bloemlezing van Catharina Ypes.
  • Zie deze wikipediapagina (it) over het bloedbad van Piazale Loreto. En deze (it) over de dichter.