Italiaanse schrijfster Ada Negri in Nederlandse vertalingen

Ada Negri Italiaanse schrijfster
Ada Negri, 1917

Wat werd in het verleden van de Italiaanse schrijfster Ada Negri in het Nederlands vertaald? Voor de 2e wereldoorlog niet weinig. Daarna kwam de klad erin. In deze alinea wordt duidelijk waarom.  Maar nu iets over de schrijfster. Zij werd geboren op 3 februari 1870 in Lodi en overleed op 11 februari 1945 in Milaan. Negri was maatschappelijk zeer actief en een aanhangster van het socialisme. Zij knoopte relaties aan met de socialist Filippo Turati en Benito Mussolini. Ze werkte onder andere mee aan Mussolini’s dagblad Popolo d’Italia. In haar gedichten komt haar sociale engagement tot uitdrukking. Zozeer zelfs dat Luigi Pirandello er de spot mee drijft.

Fascisme

Vanaf 1914 raakt zij betrokken bij het fascisme. Dat duurde tot het einde van haar leven. Zij trad ook toe tot de Repubblica Sociale Italiana, de partij van Mussolini die direct samenwerkte met de nazi’s. Haar vriendschap met de Joodse Margherita Sarfatti bracht haar geloof in Mussolini’s dictatuur blijkbaar niet aan het wankelen. Ook niet na de de rassenwetten van 1938, de vervolgingen en deportaties vanaf 1943.

Ada Negri ontving in 1926 en 1927 nominaties voor de Nobelprijs voor de literatuur. In 1931 kreeg  zij de Prijs Mussolini. In 1940 werd zij opgenomen in de rijen van de Accademia d’Italia, de door het fascistische regiem overgenomen Accademia dei Lincei.

De eerste Nederlandse vertalingen

In het tijdschrift De Tijdspiegel (1908) een vrij lang essay over Ada Negri door Anna Sophie Polak, die ook het sonnet ‘Winter’ vertaalde. Het was opgenomen in de bundel Moederschap, Leiden: A.H. Adriani, 1904. (Het sonnet Ada Negri in het Nederlands werd opnieuw gepubliceerd in 2002 in de bloemlezing Het Italiaanse sonnet door de eeuwen heen, pagina 55.) Dezelfde Leidse uitgeverij Adriani publiceerde twee gedichtenbundels van Ada Negri: in 1896 Noodlot en in 1897 Stormen. Betsie Juta (1871-1906) maakte de vertalingen.

De redactie van het Italië-nummer van het tijdschrift  Dietsche Warande & Belfort (april 1930) publiceerde het korte verhaal ‘Met Carlo Delcroix op Capri’ van Ada Negri, in het Nederlands vertaald door Louisa Duykers.

Recente vertalingen van de Italiaanse schrijfster Ada Negri

  • Frans van Dooren nam in zijn bloemlezing Gepolijst albast de vertaling op van het gedicht ‘Herfstgedachte’. De oorspronkelijke titel is ‘Fammi uguale, Signore, a quelle foglie’. Zie p. 292.
  • Van mijn vertaling van het gedicht ‘De waanzin’ vind u hier een pdf.

Van Doorens vertaling van “Herfstgedachte”

Maak mij gelijk, Heer, aan die stervende blaadjes,
die ik vandaag in ‘r zonlicht op
de hoogste tak van de olm zie sidderen.
Ze sidderen, maar niet van pijn: zo klaar
is ‘r zonlicht en zo zoet ’t losraken van
de tak, om zich met de aarde te verbinden.
Ze vlammen op in ’t laatste licht, hun hart
offerbereid: de doodsstrijd is voor hen
mild en genadig als een dageraad.
Maak dat ook ik me loswaai van de hoogste
tak van mijn leven, zo, zonder een klacht,
doorpriemd door U, zoals zij door de zon.

Is het vreemd dat er van de Italiaanse schrijfster Ada Negri in het Nederlands niets meer verschenen is behalve de vertaling van Frans van Dooren. In zijn overzicht moest zij er zijn. Verder kan een kunstenares met zo’n politiek verleden moeilijk aanspraak maken op sympathie.

Aantekeningen bij Italiaanse schrijfster Ada Negri in Nederlandse vertalingen

  • Zie voor andere Italiaanse auteurs deze pagina.
  • Pagina Wikipedia NederlandsItaliaans
  • De tekening is van Mario Sironi, zie wikipedia Sironi (Italiaans)

 

Aafjes Schildpaddenfontein in Rome. Een verhaal uit 1969

De Romeinse fonteinen hebben op bezoekers van de stad altijd grote indruk gemaakt. Ook de in Amsterdam geboren schrijver Bertus Aafjes (1914-1993) was gevoelig voor hun schoonheid. Hij stak zijn fonteinenliefde niet onder stoelen of banken. Het onderstaande fragment is afkomstig uit het verhaal ‘De fonteinen van Rome’, dat hij schreef in mei 1969, tijdens of na een bezoek aan Rome. Over Aafjes Schildpaddenfontein in Rome gaat onderstaande post.

De Schildpaddenfontein van Bertus Aafjes

De unieke Schildpaddenfontein in Rome.
Fragment fontein

Vier naakte knapen leunen achteloos tegen de steel van een paddestoelvormige fontein. Met de ene hand houden zij een dolfijn bij de staart, op wiens kop zij hun voet geplant hebben. Met de andere hand tillen zij een schildpad omhoog naar de bekkenrand om het dier te laten drinken. De vier levensgrote bronzen efeben zijn in houding en gebaar van zulk een natuurlijke bevalligheid dat de toeschouwer onwillekeurig aan Rafaël denkt. De Romeinse volksmond schrijft het ontwerp dan ook aan Rafaël toe. Dit ten onrechte. De fontein werd in 1585 vervaardigd door Taddeo Landini, vermoedelijk naar een ontwerp van Giacomo della Porta. […]

De oorspronkelijke schets van de Schildpaddenfontein gaf de vier efeben geen schildpadden in de hand. Waarschijnlijk moesten zij vier dolfijnen omhoog tillen en deze als het ware over de bekkenrand in het water laten glippen. Maar de dolfijnen werden niet toegevoegd en bijna een eeuw lang maakten de knapen een slag in de lucht en zaten met leeg gebarende hand rond de fontein.

Toen vulde een geniaal man, Bernini vermoedelijk, deze met een schildpad: het kleine logge dier schijnt met wonderbaarlijke

Aafjes Schildpaddenfontein in Rome. Een verhaal uit 1969

behendigheid over de bekkenrand te klimmen – als men goed toeziet is het reeds aan de vingertoppen van de jongenshand ontglipt – en dit geeft iets onzegbaar vrolijks aan deze fontein, die de belichaming is van het begrip eeuwige jeugd, maar terzelfder tijd gestalte geeft aan de vergankelijkheid van de inhoud ervan. […]

Vanzelfsprekend vertellen de Romeinen van deze charmante fontein een hunner charmantste verhalen. Aan deze Piazza Mattei staat een der vele Mattei-paleizen, waarin eens de hertog van Mattei woonde, de rijkste man van de Eeuwige Stad. Hij was een hartstochtelijk speler en verloor vaak in een nacht een bedrag dat voor een minder rijk man een vermogen betekende.

De verliefde hertog

Op zekere dag werd hij verliefd op de dochter van een verarmde landedelman uit de Castelli. Hij vroeg haar ten huwelijk. Reeds had de oude landedelman ingestemd met Mattei’s huwelijksaanzoek, toen deze op een nacht naast een deel van zijn fortuin ook een van zijn paleizen verspeelde. Dit kwam de oude landedelman ter ore – heel Rome sprak er immers over. Menend dat zijn toekomstige schoonzoon bankroet was, liet hij hem weten dat hij afzag van het huwelijk.

De hertog echter, die zo rijk was dat het verlies hem maar weinig schade berokkende, zon op een middel om de oude landedelman alsnog te winnen voor een huwelijk met de vrouw van wie hij hartstochtelijk hield. Hij liet in één enkele nacht voor vijfduizend gouddukaten de Schildpaddenfontein op het plein voor zijn paleis neer zetten.

De volgende dag nodigde hij zijn geliefde en haar vader naar zijn palazzo, vroeg hen hoe zij ooit hadden kunnen denken dat hij tot de bedelstaf vervallen was, wierp het venster open en toonde hen het meesterwerk dat hij die nacht voor zijn huis had laten oprichten. Evenals de Romeinen en de ontelbare toeristen nadien keek het drietal ademloos naar het kunstwerk. De vader schonk daarop de hand van zijn dochter aan de hertog, deze riep een metselaar en liet het venster waardoor zij gezamenlijk naar de Schildpaddenfontein gekeken hadden dichtmetselen opdat niemand meer langs deze weg zien zou wat zij zo juist aanschouwd hadden.

Bezoekt gij het Schildpaddenfonteintje kijk dan langs een van de efeben in de richting van het Palazzo Mattei en gij zult zien dat het venster links van de ingangspoort tot vandaag bleef dicht gemetseld.

Een toelichting

Er zijn in Rome onveer 2500 nasoni fonteinen.
nasone fontein

In het genoemde verhaal beschrijft Aafjes vijf van de ruim 1500 Romeinse fonteinen, waarbij de ongeveer 2500 karakteristieke ‘nasoni’ natuurlijk niet zijn inbegrepen. Naast de Schildpaddenfontein  beschrijft hij de Trevifontein, de fontein op Piazza Esedra, de  Vierstromenfontein op Piazza Navona en ten slotte de Tritonenfontein op Piazza Barberini. Hij had ze al eerder gezien tijdens zijn verblijf Rome in 1936. In de bundel Een voetreis naar Rome (1944) leest men in een vers op pagina 57 dat zijn ‘hart nu roept naar fonteinen’. Zijn liefde voor Rome en haar fonteinen zou hij zijn hele leven met zorg bewaren en er in vele publicaties uiting aan geven.

Fonteinenfeitjes

  1. Tot zover Aafjes en zijn fonteinenliefde. Hij wist blijkbaar niet dat de schildpadden in de vorige eeuw diverse malen werden gestolen. De eerste keer in 1906. Het gebeurde opnieuw in 1944. Ditmaal had een voddenverkoper ze bij toeval aangetroffen en bracht ze terug bij de rechtmatige eigenaar: de gemeente Rome. Veel later, In 1981, maakten dieven zich meester van één van de vier schildpadden. Het stadsbestuur besloot toen kopieën op de bekkenrand aan te brengen en bracht de drie resterende originelen onder in het veiliger Capitolijnse museum.
  2. Een tweede aardigheid betreft de legende – die trouwens nog steeds wordt verteld – van de verliefde hertog. Zelfs voor een legende lijkt het construeren van een zó ingewikkeld kunstwerk in één nacht zeer onwaarschijnlijk. Men had er in werkelijkheid wel wat langer voor nodig: van 1581 tot 1588. Het hertogelijk palazzo werd overigens pas in 1616 gebouwd. Maar bij een legende kijkt men niet op een jaartje.
  3. De fontein staat in het midden van Piazza Mattei.

Aantekeningen bij De Schildpaddenfontein van Aafjes

  • Het tussenkopje in het geciteerde fragment heb ik toegevoegd.
  • Zie mijn auteurspagina over de schrijver: Bertus Aafjes.
  • Bertus Aafjes: ‘De fonteinen van Rome’, in: Het rozenwonder. Verhalen. Amsterdam: Meulenhoff, 1979, pp. 128-143. Dit fragment op pp. 136-138.
  • De historicus Arthur Weststeijn publiceerde in 2019 in het tijdschrift Geschiedenis Magazine over Bertus Aafjes als ‘dichter en sextoerist’ in Rome. Zie hier.
  • Zie hier mijn overzicht van de belangrijkste Romeinse fonteinen, Daar ook verwijzingen naar literatuur. Voor de besproken fontein hier: Wiily Pocino, Le fontane di Roma, Roma: Newton & Compton editori, 1996, p. 209.
  • Claudio Rendina, La grande enciclopedia di Roma, Roma: Newton & Compton editori, p. 721-722.