Treinen oorlog en poëzie in Luciano Erba (1922-2010)

-Passagierstrein. Goederentrein. Soldatentrein. Minutietrein. Deportatietrein. Transporttrein. Vluchtelingentrein. Treinen en oorlog, gisteren en vandaag. Ik voeg nog een woord toe: treinen oorlog en poëzie.

In de onderstaande kleine poëtische cyclus verwoordt de Milanese dichter Luciano Erba zijn ervaringen opgedaan tijdens zijn vlucht in november 1943 voor nazifascisme.

 

Drie gedichten

Treinen zijn mijn gevolg
Oorlogs- en andere treinen

1942

Haag van acacia
die de spoorlijn volgt
mijn gedachten laat ik achter
op je dungroene blad.
In de snelle trein
op dit uur van zonsondergang
dacht ik aan mijn lot
arm en prachtig
en aan de weg
en of ik die wel zal gaan.
Maar je groene haag begeleidt mij
nu kijk ik ernaar
en naar het moede landschap:
van mijn reizen vluchten zo vaak
dromen en visioenen.

1943

In de ogen der knechten las ik
mijn lot, mijn zekere veroordeling
ik trok de bergen in
bergschoenen en overjas
ik wilde ontvluchten
aan Italië en Salò.

1944

In de Jura en je kijkt uit de trein
het klooster tussen de bomen
wie is in gebed? de behoudende non
of de jongeman op weg naar het front?

Over de titel

De titel Suite ferroviaria (treni di guerra e altri) verwijst niet naar muziek maar naar het gevolg (beeld: een stoet hovelingen) dat een personage begeleidt. In deze gedichtencyclus dient de trein de ik-figuur tot gevolg. De ondertitel laat zich vrij eenvoudig vertalen in: Oorlogs- en andere treinen.

Het adjectief ’toriera’ / behoudende in vs 3 van het derde gedicht is de italianisering van het Engelse Tory / tories dat naar verluidt van Ierse oorsprong is. Het gaat terug op het woord toraidhe, outlaw, dat het werkwoord toir, vervolgen, als basis heeft. De dichter heeft het woord gekoppeld aan de rooms-katholieke kloosterlinge. Bedenk dat de term toraidhe in de 17° eeuw ook werd gebruikt als bijnaam voor de rooms-katholieke volgelingen van koning Jacobus II van Engeland.

Luciano Erba (1922-2010) vluchtte in november 1943 naar Zwitserland. In zijn poëzie geeft hij niet zonder ironie vorm aan zijn levenservaringen. Enerzijds waren het de dagelijkse, anderzijds de culturele ervaringen – zijn academische onderwijs in de Franse taal- en letterkunde, de 17e eeuwse Engelse literatuur en zijn gewaardeerde vertalingen – die zijn creativiteit verrijkten.

Treinen oorlog en poëzie in Luciano Erba

Aantekeningen bij Treinen oorlog en poëzie

  • Deze kleine cyclus staat in de bundel Luciano Erba, L’ipotesi circense, Milano, 1995. Ik nam hem over uit de anthologie Poeti italiani del Secondo Novecento 1945-1995, a cura di Maurizio Cucchi e Stefano Giovanardi, Mondadori, Milano, 1996, pp. 181-182.
  • Zie over hem het korte lemma in de Enciclopedia Treccani hier.

 

Een Dialoog tussen marionetten. Gedicht van Sergio Corazzini

Van dit gedicht zijn Nederlandse twee vertalingen verschenen. De eerste werd gemaakt door Anton van Duinkerken en verscheen in 1930 in het literaire tijdschrift Dietse Warande en Belfort. De tweede en naar mijn gevoel beste vertaling van een Dialoog tussen marionetten is van Frans van Dooren en staat in zijn bloemlezing Gepolijst albast.

Sergio Corazzini droeg het gedicht op aan de kunstenaar André Noufflard (1885-1968).

Dialogo di marionette

Perché, mia piccola regina,
mi fate morire di freddo?
Il re dorme, potrei, quasi,
cantarvi una canzone,
ché non udrebbe! Oh, fatemi
salire sul balcone!

 Mio grazioso amico,
il balcone è di cartapesta,
non ci sopporterebbe!
Volete farmi morire
senza testa?

 Oh, piccola regina, sciogliete
i lunghi capelli d’oro!

 Poeta! non vedete
che i miei capelli sono
di stoppa?

Oh, perdonate!
Perdono.
Così?

 Così…?
Non mi dite una parola,
io morirò…

Come? per questa sola
ragione?

Siete ironica… addio!

 Vi sembra?

Oh, non avete rimpianti
per l’ultimo nostro convegno
nella foresta di cartone?

 Io non ricordo, mio
dolce amore… Ve ne andate…
Per sempre? Oh, come
vorrei piangere! Ma che posso farci
se il mio piccolo cuore
è di legno?

Dialoog tussen marionetten

-Waarom, m’n koninginnetje,
laat jij me sterven van de kou?
De koning slaapt: zou ik voor jou
geen liedje mogen zingen? Want
hij hoort nu niets. Och sta mij toe
naar jouw balkon te klimmen!

– 0 lieve vriend van mij,
’t balkon is van papier-maché,
‘r zou ons niet houden!
Je wilt mij toch niet zonder
hoofd hier laten sterven?

-Och koninginnetje, maak toch
je lange gouden haren los!

-Nee, dichter, je vergist je:
ze zijn gemaakt
van vlas!

-Pardon,
neem mij niet kwalijk!
-Zo dan?

-Och, wat bedoel je nu?
Wanneer je mij geen antwoord geeft,
dan ga ik dood …

-Hoezo? Alleen
om deze reden?

-Je bent ironisch… nou, adieu!

-Vind je?

-Denk jij dan echt niet meer
aan onze laatste afspraak
daar in ’t kartonnen woud?

-0 liefste, ik herinner me
er niets meer van… Och, ga je nu
voor altijd weg? Hoe graag zou ik
nog om je huilen. Maar hoe zal
ik daartoe ooit in staat zijn met
dit hartje dat van hout is?

Aantekeningen bij Een Dialoog tussen marionetten

  • Vertaling van Anton van Duinkerken. In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1930, p. 415-416. Link.
  • Zie hier voor een informatieve pagina over de jonggestorven Sergio Corazzini.
  • En hier voor de bloemlezing van Frans van Dooren.

 

Stationsplantsoen van Marino Moretti Een gedicht uit 1911

Meer dan een eeuw

Uit het jaartal in de titel van deze post blijkt, dat dit gedicht 111 jaar Stationsplantsoen van Marino Moretti een gedicht uit 1911geleden voor het eerst gepubliceerd werd. Marino Moretti (1885-1979) stond in de traditie van de zogenaamde ‘schemerdichters’. Zij kwamen in verzet tegen de in die tijd dominerende hoogdravende lyriek waarvan D’Annunzio de belangrijkste exponent was. Men kan Stationsplantsoen van Marino Moretti een goed voorbeeld noemen van de nadruk op het alledaagse en het gewone dat bij hem en zijn medestanders de hoofdrol speelde. Motieven als de eenvoud, droefheid, nostalgie, grijze luchten en regen, treft men in zijn dichtwerk aan.

De italianist Frans van maakte van deze compositie een Nederlandse versie, die hij afdrukte in zijn bloemlezing Gepolijst albast.  Dit is zijn vertaling:

Stadsplantsoen

’t Stationsplantsoen van San Giovanni of San Siro,
waar overal de passiebloemen bloeien, wordt

omgeven door een schrale heg van tenger riet
waardoor zich rozige akkerwinden slingeren.

In ’t midden blinkt de ronding vàn een stille vijver,
waarin bij ’t dunne waterstraaltje een bloemblad valt.

En ’t is of de adem van de voorjaarsbries de vlinders
naar de mimosa, kamperfoelie en cactus blaast,

en ‘r zonlicht uit een rijk van goud, opaal of blauw
er als een sterveling door ’t hek naar binnen komt,

terwijl ’t goedig stationnetje, dat roze oprijst,
bedeesd de naam van zijn patroonheilige fluistert.

xxxxx

En wij, wij gaan wie weet waarheen met onze illusies,
steeds weer op zoek naar nieuw geluk, naar nieuwe steden,

naar ’t onbekende en de avondstond, terwijl ’t plantsoen
wanneer je er uit de trein naar kijkt, zindert van lente.

Er loopt een meisje rond, dat onbekommerd lacht
en zich niet drukmaakt om de trein of wat dan ook.

’t Stationsplantsoen van San Martino of San Celso
met die cipres of die moerbeiboom die de wacht houdt,

een ingetogen tuin die rustig luistert naar
de stem van ‘r waterstraaltje en ’t brommen van de hommel!

Wie stapt voorgoed de trein uit om jouw fris gezicht,
o dochtertje van de stationschef, lief te hebben?

Aantekeningen bij Stationsplantsoen van Marino Moretti

  • De dichter Marino Moretti was mede aanleiding tot het ontstaan van het woord schemerdichters. De literatuurcriticus en germanist G.A. Borgese (1882-1952) nam in een beroemd geworden bespreking uit 1910 Moretti’s dichten op de korrel. Zie hier voor meer informatie over deze stroming.
  • Het gedicht verscheen in de bundel Poesie di tutti i giorni, Gedichten van elke dag. In de titel herkent men direct een product van een zogenaamde ‘schemerdichter’.
  • Voor de bloemlezing van Frans van Dooren zie hier.

 

Acht eeuwen Italiaanse poëzie door Frans van Dooren

Bijna 400 pagina’s Italiaanse poëzie in het Nederlands in één band. Deze bloemlezing – Gepolijst albast. Acht eeuwen Italiaanse poëzie – ontstond in krap twee decennia: van 1973 tot 1992. Frans van Dooren (1934-2005) publiceerde ruim de helft van de opgenomen vertalingen eerst in literaire tijdschriften. De rest kwam met het oog op deze bundel tot stand en was dus onuitgegeven.

Acht eeuwen Italiaanse poëzie

De bloemlezing biedt naar zijn zeggen een ‘representatief tableau’ van acht eeuwen Italiaanse poëzie. Hij verdeelde die in vijf perioden (tussen haakjes het aantal dichters):

I. De Middeleeuwen en Dante (22)
II. Humanisme en Renaissance (27)
III. Van Contrareformatie tot Verlichting (27)
IV. Van Romantiek tot Decadentisme (20)
V. De Twintigste Eeuw (30)

Van Dooren maakt een onderscheid tussen wat hij noemt de ‘poëtische genieën’ en de anderen. Dit zijn zijn topdichters:

Dante Alighieri
Francesco Petrarca
Ludovico Ariosto
Torquato Tasso
Giuseppe Parini
Ugo Foscolo
Giacomo Leopardi
Eugenio Montale

De overige dichteressen en dichters zijn er in totaal 116.

Van Doorens visie op vertalen

Onvermijdelijk de vraag wat de keuze voor opname in de bloemlezing bepaalde. Als ik het goed zie, liet Van Dooren zich leiden door drie overwegingen: zijn persoonljke voorkeur, de ‘vertaalbaarheid’ en de begrijpelijkheid.

Hij geeft in het nawoord ook inzicht in zijn visie op het vertalen. Zijn uitgangspunt is dat ‘formele en muzikale elementen van de poëzie doorslaggevend zijn voor de kracht van een poëtische boodschap’ (p. 443). Vorm en klank zijn dus richtinggevende criteria bij zijn vertaalwerk geweest. Dat leidde er onder andere toe dat hij met de algemene opbouw van een gedicht, de rijmschema’s en de versmaten terdege rekening hield.

Het is bijna overbodig te zeggen, dat Van Dooren zich niet kon vinden in de letterlijke vertaling van poëzie, want dat zou naar zijn zeggen geen poëzie opleveren. Hij spreekt liever van herdichten. Hij somt in dit verband drie interessante tegenstellingen op :

Speelse bewerking boven schoolse reproductie
Artistieke herschepping boven wetenschappelijke blauwdruk
Synthetisch-globale weergave boven analytisch-exacte omzetting

Volgens Van Dooren kan men bij het vertalen van poëzie niet heen om de subjectieve component. Het pleit voor hem, dat hij dit aan de lezers van zijn acht eeuwen Italiaanse poëzie van meet af aan duidelijk maakt. Zijn bundel bevat natuurlijk gedichten die ook — eerder of later — door anderen werden vertaald. Vergelijking met andermans versies is niet alleen een genoeglijke bezigheid, maar scherpt bovendien het kritisch vermogen. Beheerst de lezer of lezeres beide talen, dan komt er nog eens een dimensie van leerzaamheid bij.

Acht eeuwen Italiaanse poëzie door Frans van Dooren

In dit weblog verwijs ik meer dan eens naar Van Doorns werk, maar het gaat mij dan bijna altijd om de Italiaanse poëzie uit de 20° eeuw.

Aantekeningen bij Acht eeuwen Italiaanse poëzie

  • Frans van Dooren, Gepolijst albast: Acht eeuwen Italiaanse poëzie. Baarn: Ambo, 1994. [Het boek is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar.]
  • Van dezelfde auteur: Frans van Dooren, Geschiedenis van de klassieke Italiaanse literatuur. Amsterdam: Atheneum-Polak & Van Gennep, 1999. Zie hier voor een recentie van Kees Fens in De Volkskrant van vrijdag 19 november 1999.
  • Harold Hendrix schreef dit korte artikel over Frans van Dooren na de toekenning van de Martinus Nijhoff prijs voor vertalen. Zie hier voor het artikel in het tijdschrift Incontri.
  • Over de vertaler hier een Brabantse website.
  • Zie hier een wikipediapagina over Frans van Dooren.