Geschiedenis van een kus. Een verhaal van D’Annunzio

Gabriele D’Annunzio publiceerde dit korte verhaal – de Geschiedenis van een kus – op 2 juli 1886 in het Romeinse dagblad La Tribuna als ‘Storia di un bacio’. Een jongeman uit de provincie gooit in het mondaine Rome in twee jaar tijd een grote erfenis over de balk. Verarmd en beschaamd besluit hij zich in de TIber te verdrinken door van de Ripettabrug te spingen. Maar zijn laatste reis kan pas beginnen na op de brug een jongedame ongevraagd te hebben gekust.

Geschiedenis van een kus

De kroniekschrijver van deze krant is een van de meest gewetensvolle verslaggevers van Italië en doet zijn werk met grote hartstocht. Een paar weken geleden vermeldde hij dat Giovanni Mescia en Graziadio Ballanti, twee dappere mannen uit een der wijken langs de Tiber, een jongeman uit de rivier hadden gered die met de duidelijke bedoeling om te sterven van de Ripettabrug was gesprongen.

De geprezen kroniekschrijver heeft, naast andere kwaliteiten, een eigenschap vrij zeldzaam onder zijn collega’s: discretie. Van de naam van de ongelukkige jongeman gaf hij slechts de initiaal P. Het verslag van die duik in het water van de Tiber zal daarom geen sporen hebben achtergelaten in het geheugen van de lezers.

Maar de jongeman over wie ik het vandaag heb, was niet in de rivier gesprongen zoals elke andere ongelukkige zou hebben gedaan. Voor hij stierf had hij nog een laatste vreugde willen beleven en was daarom minstens een paar uur op en neer gelopen over de brug die de Gemeente later had aangekocht.

De jongeman heette Guido Paulati en kwam uit Aquila. Hij bezat met zijn floride uiterlijk en licht blozende wangen de schoonheid waarvoor de jeugd van Aquila bekend staat. Van karakter was hij vrolijk gestemd en geneigd tot plezier. Zijn ouders hadden hem naar Rome gestuurd om rechten te studeren. Maar voordat hij het laatste examen kon afleggen en zich jurist had kunnen noemen, had hij de pech kort na elkaar zijn vader en moeder te verliezen.

Welnu, waarom zou een wees die tweehonderdduizend lire heeft geërfd in zijn provinciestad moeten blijven? En waarom zou hij in hemelsnaam nog afstuderen?

Met verve stortte Guido zich in het mondaine leven. Hij beschikte gedurende twee jaar over honderdduizend lire aan kapitaal en liet in de salons van alle belangrijke Romeinse en exotische tendresses zijn geur van zijn vétyver achter. Hij bezat rij- en trekpaarden. Daaronder waren ook twee prachtige roans waaraan de bezoekers van Villa Borghese en Villa Pamphili nog steeds met bewondering terugdenken. Met veel bravoure en een zekere mate van geluk bracht hij verschillende nachten door aan de tafels van de speelzalen. Eèn seizoen en niet zonder durf nam hij deel aan de vossenjacht en werd in deze krant zelfs een keer genoemd door Bici. Bij de laatste Capannelle races eindigde hij als laatste: zijn neergang was begonnen.

Cher ami, la vie que tu mènes
Ne peut pas toujours durer!…

Zo ongeveer gaat het oude deuntje, dat de zeer blonde Kadir vaak zong met haar hoge stemmetje zonder “r”,

Zonder middelen gebleven, was Guido genoodzaakt zijn phaeton, zijn paarden en zelfs zijn meubels te verkopen. Hij trok zich terug in een klein en bescheiden gemeubileerd appartement in de Via della Scrofa. Daar zette hij zich aan het nadenken.

Hier is het natuurlijke verloop van zijn ideeën:

  1. Als de mens gaapt, is de mens niet gelukkig.
  2. Ik gaap alleen maar.
  3. Dus ben ik niet gelukkig.

Zelfs een Galileo Galilei zou niet in staat zijn geweest een syllogisme te bedenken dat zo vitaal, zo coherent en, zo evident was. Het was tegelijk van bijzonder en van algemeen belang.

Guido ging verder met de tweede reeks:

  1. Ik gaap omdat ik me verveel.
  2. Ik verveel me omdat ik niet gelukkig ben.
  3. Ik ben niet gelukkig omdat ik geen geld heb.

En hij voegde eraan toe: – Ik begrijp niet waarom iemand niet twee moeders en twee vaders zou kunnen hebben, of zelfs drie, of zelfs vier, of zelfs zes, om twee, drie, vier, zes keer te erven! Wat heb ik nu nog? Ik heb geen familie of verre verwanten van wie ik iets kan verwachten. En een manier om wat van dat verachtelijke goud te bemachtigen dat ik zo hard nodig heb, ken ik evenmin. Ik kan notarisklerk worden. Of ambtenaar op het ministerie van Landbouw. Ik kan solliciteren naar een betrekking als bode of als winkelbediende… Waar zou ik nog meer naar kunnen solliciteren?

Maar nee, het is beter om tot het einde een heer te blijven en heldhaftig te sterven. That is the question… Maar hoe te sterven? Vergif geeft vreselijke buikpijnen en kleurt de huid paars, zeggen ze. Het touw geeft, zeggen ze, een bijzondere wellust, maar het laat van de gehangene ook een belachelijk beeld van een hangende worst achter.

Het pistool vervormt, drukt de hersenen uit hun natuurlijke plaats, veroorzaakt soms een afschuwelijke en diepe maar niet fatale wond. Het steekwapen vraagt om een vaste hand en ik heb te veel misbruik gemaakt van … koffie. De kolen moeten worden overgelaten aan de dienstmeisjes, kleermakers en figuranten van het Quirinotheater. Conclusie? Ik mag dan wel op de Tiber kunnen roeien, maar zwemmen heb ik nooit geleerd. Ik zal me verdrinken in de Tiber. Dat is mijn vaste besluit.

Hij glimlachte zoals de eerwaarde heer Depretis glimlachte als hij een moeilijke parlementaire knoop had ontrafeld.

– Maar ik wil van mijn laatste troost niet afzien. De gelovige christen ontvangt de laatste sacramenten terwijl hij sterft. En ik, mohammedaan van roeping, zal de laatste kus nemen.

Daarom liep Guido Paulati die ochtend op en neer over de brug. Hij wachtte op de komst van een jongedame, de uitverkorene, die hij – bij leven – tot vrouw zou hebben genomen. Het was zijn bedoeling een kus op haar maagdelijke mond te drukken en de prijs voor zijn vermetelheid te betalen door zich in de rivier te storten. Zoals de lezeressen kunnen vaststellen, had het verhaal een mooie romantische strekking.

In een van de nieuwe gebouwen in Prati di Castello, in een kleine villa omringd door een tuin waarin rozen en jasmijn bloeiden, onschuldig als in een kloostertuin, woonde Sir Keck. Hij was een oude Engelsman, weduwnaar en rijk zoals alle Engelsen op leeftijd die zich in Rome vestigen. Sir Keck had zich in zijn villa teruggetrokken met zijn dochter, miss Claribel. Hij wedijverde in de rozenteelt in ijver en geduld met graaf Bobrinsky, die in Villa Malta de mooiste rozentuinen van Italië bezit.

De jongedame miss Claribel was blond, asblond als Russische thee waarin een druppel melk was gevallen. Ze was lang en slank als de Keepsakes figuurtjes en deed denken aan die prachtige verzen van Tennyson waarmee het eerste deel van de Poems opent. Ik roep ze in de herinnering.

Where Claribellow lieth
The breezes pause and die,
Letting the rose-leaves fall:
Butt the solemn oak tree sigheth,

Thick-leaved, ambrosial
With an ancient melody
In an inward agony,
Where Claribel low lieth,’

Claribel kwam in gezelschap van mistress Leechwood te voet terug van de evangelische kerk. Het was in de wonderbare maand mei, waarin Rome de kleur van goud aanneemt. Claribel liep met ferme pas en rechtop als een lelie. In haar ene hand hield zij het in marokijn gebonden heilige boek en in haar andere een bos irissen, die grote, paarse, geurige irissen waar Elaine zo van hield.

            Elaine the fair, Elaine the loveable
            Elaine, the lily maid of Astolat…

Mistress Leechwood kwam naast haar lopen. Zij had haar ogen neergeslagen en haar ellebogen tegen haar zij gedrukt en zij was zo stijf als een stok. Mechanisch zette zij haar ene grote voet voor de andere en nooit hief zij haar blik op naar de mensen of dingen die ze tegenkwam. Met deze perfecte waardigheid van houding en gang had mistress Leechwood het vertrouwen en de achting van Sir Keck verworven.

Guido had al meer dan twintig jongedames voorbij laten gaan. Geen van hen benaderde zijn ideaal, geen van hen was waardig om het begin van de laatste reis van een ongelukkig man te worden.

Hij zocht naar en hij wachtte op een blondine. En dit waren allemaal brunettes, kastagnebruine of roodharigen.

Nog twee jongedames liepen voorbij. Ze leken zussen en waren mooi en lieftallig, maar op hun onschuldige voorhoofd krulde zwart haar, zoals je dat wel ziet bij bepaalde Muriliaanse madonna’s.

Guido bedwong zich en volgde hen met zijn blik.

Met zijn valse oude Moorse architectuur van hout en karton, leek het Alhambra  jonger in de zon. Een deel van Palazzo Borghese, waar de fontein spoot, zag er in het ochtendlicht uit als een groot stuk antiek zilverwerk. Onder de brug stroomde rustig en plechtig de rivier. Een paar schuiten lagen roerloos aan de oever.

Plotseling schrok Guido op. Juffrouw Claribel was aan het begin van de brug verschenen. Het uur van de dood was nabij.

De jongeman voelde het bloed naar zijn hart stromen. Een verward gezoem vulde zijn oren, een rode waas trok voor zijn ogen.

Miss Claribel kwam naderbij. Guido ging op haar af, nam haar in zijn armen, drukte zijn mond op de hare en sprong toen met een bewonderenswaardige snelheid over de borstwering en verdween in de Tiber.

Miss Claribel slaakte een kreet van schrik en zij draaide zich om naar mistress Leechwood, die groen was geworden als een zieke turkoois.

Mensen stroomden toe en iedereen schreeuwde:

– Red hem! Red hem!

Zoals ik in het begin al zei, namen Giovanni Meschia en Graziadio Ballanti deze  onbaatzuchtige taak op zich.

Miss Claribel, ondersteund en aangespoord door de gouvernante, vervolgde haar weg naar huis. Achter haar een kudde nietsnutten die maar doorkletsten over wie weet wat voor vreselijke passionele romance.

Voor zij huiswaarts ging, hoorde zij nog de stemmen van de mensen die waren toegesneld.

– Hij is dood!
– Nee, hij is niet dood!
– Hij ademt nog…
– Hij is gered! Laten we hem naar de Troostkamer brengen.
– Nee! Hij is niet dood!
– Hij is dood!
– Nee! Nee! Hij is flauwgevallen.

Zodra ze thuis kwam, wierp miss Claribel zich aan de borst van de most honorable Sir Keck, die op haar wachtte. Toen hij hoorde wat er gebeurd was, raakte hij in een diepe ontsteltenis.

Het arme kind, the poor little Claribel, kreeg hevige koorts en hallucinaties. Later, tijdens een moment van kalmte, opende zij haar grote, onschuldige ogen, die leken op twee viooltjes in melk, en vroeg:

– Leeft de stakker of is hij dood?
De vader antwoordde:
– Hij leeft.
En de lieftallige dochter:
– Welnu, vader, het is noodzakelijk dat ik met hem trouw, of dat ik hem dood.
En de vader in alle eenvoud:
– Er zit niets anders op, indeed.

Samen vertrokken ze naar Aquila waar een volkomen herstelde Guido Paulati onderdak had gevonden bij een vriend.

Miss Claribel vroeg streng:
– Wat was uw bedoeling, mijnheer … mij geweld aan te doen?
– Vastbesloten om te sterven, antwoordde Guido, wilde ik mijn laatste reis beginnen,  getroost door uw onbevlekte mond.

Toen nam Sir Keck met plechtige ernst drie boeken uit zijn zak en legde ze op tafel. Ze waren alle drie gebonden in linnen en met gouden opdruk versierd.

Het waren: De Bijbel, Robinson Crusoe en Gulliver.
En hij liet Guido zweren:

  1. Op de Bijbel, dat hij zijn bruid trouw zou blijven;
  2. Op Robinson Crusoe, dat hij nooit de huiselijke haard zou verlaten om de wereld te bereizen;
  3. Op Gulliver, dat hij zich ver zou houden van de intriges van het hof en de ceremonies van Satan.

Guido zwoer met gesloten ogen.
En zo werd miss Claribel de zijne.

            Were Claribel low lieth
            The breezes pause and die,
            Letting the rose-leaves fall.

Geschiedenis van een kus

Aantekeningen bij Geschiedenis van een kus. Een verhaal van D’Annunzio

  • Het verhaal verscheen in de rubriek Cronache mondane die Gabriele D’Annunzio voor La Tribuna  beheerde. Hij ondertekende het met het pseudoniem Duca Minima.
  • De Ripettabrug werd in 1885-1886 in opdracht van enkele Romeinse ondernemers gebouwd door een Belgisch bedrijf, gespecialiseerd in dit type constructies.  De Gemeense Rome kocht daarna de brug kort na het gereedkomen. In 1901 werd hij uiteindelijk afgebroken.
  • Over de Ripettabrug zie ook dit artikel.

 

Alberto Moravia over Pasolini La ricotta, de Rechtzaak

Het onderstaande artikel van Alberto Moravia over Pasolini en de rechtzaak over de film La ricotta verscheen in het weekblad L’Espresso op 17 maart 1963. De Italiaanse titel ‘I santini del Pubblico Ministero’ heb ik vertaald als De bidprentjes van de Openbaar Aanklager. Verder heb ik tussenkopjes aangebracht en bovendien enkele illustraties opgenomen.

De bidprentjes van de Openbaar Aanklager

Na een hele dag in de rechtzaal om het proces tegen Pier Paolo Pasolini bij te wonen en er de eindeloos lange toespraken van de Officier van Justitie en de advocaten van de verdediging te hebben aangehoord, vielen we overmand door vermoeidheid in slaap. We droomden dat we ons in een salon van de Romeinse burgerij bevonden. Het was de typische salon van een hoge ambtenaar of een dergelijke lapzwans.

Het meublement bestond uit de min of meer nep-antieke meubels, de Perzische tapijten, de lampenkappen, de banken, de fauteuils gebruikelijk voor dit soort woonkamers. In een kring rond de tafel zaten advocaten, ingenieurs, artsen en ambtenaren met hun echtgenotes. Op tafel de bekende dienbladen met drankjes en hapjes. Op een gegeven moment ontstond er een discussie over Pasolini’s laatste film.

Wonderlijk genoeg was hij zelf ook op deze plaats, die zo afweek van waar hij zich gewoonlijk ophield. Een goed uitziende en extroverte Zuid-Italiaanse advocaat van rond de veertig viel de film heftig aan. Hij noemde een aantal redenen van laten we maar zeggen gevoelsmatige aard. Hij doorspekte zijn woordenvloed met een indrukwekkende serie erudiete verwijzingen. Sommige aanwezigen vielen hem bij, anderen gaven hem ongelijk.

Hun observaties gingen ook al met veel argumenten gepaard. De dames die niets begrepen van dit zo serieuze gepraat van hun echtgenoten zwegen en deden net alsof het konden volgen. Andere dames praatten onder elkaar. De gastvrouw was heel verheugd over haar zo geanimeerd verlopende ontvangst.  Ze stond af en toe op om het dienblad met de gebakjes te laten rondgaan en de glazen bij te vullen.

Arrestatie

Pasolini verdedigde zich met koppige zachtaardigheid. Hij probeerde uit te leggen waar de film over ging, maar slaagde er niet in enig begrip te wekken. Het verschil in mentaliteit, cultuur en zelfs de taal tussen hem en zijn tegenstanders was daar de oorzaak van. Bovendien werd hij overstemd door het de ontembare verbale agressie van de Zuid-Italiaanse advocaat. Er waren ook enkele aanwezigen die niet aan de discussie deelnamen en duidelijk maakten dat zij zich verveelden en naar huis wilden. Aan het einde van dit absurde proces – want dat was het gesprek – begroetten Pasolini en de anderen de gastvrouw en liepen naar de hal.

Maar hier, o wonder, namen twee stevige agenten Pasolini vast en deden hem handboeien om. Hij was gearresteerd. Op de protesten van Pasolini en enkele van zijn vrienden kwam een ​​grijze en zeer serieus ogende heer naar voren. Hij droeg een grijs costuum en was een van degenen die hadden gezwegen. Hij vertelde Pasolini dat hij was veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf wegens het tegenspreken van de advocaat van zijn tegenpartij. Pasolini moest begrijpen, voegde hij eraan toe, dat het eigenlijk een heel mild vonnis was. De mening van de advocaat was immers ook de mening van de meeste aanwezigen in deze salon en hij had niet beseft dat hij met zijn film de gasten had beledigd.

In de rechtzaal

Op dit moment werden we wakker en beseften we dat de gedroomde scène zich daadwerkelijk had afgespeeld in een rechtszaal van het Paleis van Justitie in Rome. Om precies te zijn in de rechtszaal waar tijdens het Ventennio de rechtszaken van het ‘Tribunaal bijzondere rechtspraak‘ werden gehouden.

Alberto Moravia over Pasolini La ricotta, de Rechtzaak

Dromen terzijde, het hof was echt aan het denken gezet terwijl het Officier van Justitie zijn requisitoir tegen Pasolini uitsprak:

Als deze man zich niet in een rechtszaal had bevonden, maar in een salon, zou hij waarschijnlijk minder praten. Hij zou ons zijn les over maniëristen  en overwegingen over de katholieke kerk hebben bespaard en zijn tegenpartij niet hebben bedreigd met de sancties van de wet. En iedereen zou weten dat hij zijn persoonlijke overtuiging naar voren bracht, dat wil zeggen zijn ideeën van een bepaalde goede samenleving waartoe hij behoort. en uiteindelijk zou het misschien zelfs mogelijk kunnen zijn om opvattingen uit te spreken die anders zijn dan de zijne, dat wil zeggen van een andere samenleving, en daar zou alles mee eindigen.

Maar, zou iemand kunnen zeggen, de Officier van Justitie gedroeg zich zo  omdat hij zich in een rechtszaal van het gerechtsgebouw bevond en niet in een salon. Wij antwoordden dat het waar was dat we in een rechtszaal waren en niet in een salon, maar dat de zaak waarover het ging helemaal geen materie voor een rechtszaal was.

Kunst: een ongrijpbare materie

Met andere woorden, het betrof een materie die algemeen ter discussie stond en onbehandelbaar met juridische instrumenten. In deze materie telde de mening van de Officier van Justitie zeker niet meer dan die van de advocaten van de verdediging. En ook niet meer dan de mening van iedere andere persoon op dat moment aanwezig in de rechtzaal. Het onderwerp was zo ongrijpbaar dat het hele proces absurd, onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig werd. Deze zaak legitimeerde onze droom en contrasteerde met de pogingen hem te laten wegzinken in het drijfzand van de justitie.

Met hulp van de onstuimigheid van de Openbaar aanklager, met de ernst en plechtige stilte van de president en met de agenten in uniform. En het maakte de adelaars, de fakkels, de bundels (fasci), de kolommen en alle andere belachelijke symbolen van het monsterlijke gerechtsgebouw in Rome volkomen onwerkelijk. Het gebouw dateerde uit het tijdperk van de Art Nouveau en was de uitdrukking van het idee van rechtvaardigheid van de bourgeoisie. Het gebouw was saai maar ook angstaanjagend.

De bijgelovige burgerij vond in de Officier van Justitie een steunpunt in deze twijfelachtige en ongrijpbare materie.  Ontelbare keren was ze diepgaand besproken. maar bleef desondanks onzeker en geheel incoherend. Want van deze aard was de materie van de kunst en van de artistieke uiting van religieuze gevoelens. Maar ook in Pasolini was een steunpunt aanwezig. Dat van de Officier van Justitie was herkenbaar in zijn maatschappelijke positie, dat van Pasolini lag in zijn religiositeit. Laat ik eerst stilstaan bij de Officier van Justitie en de veroordeling van Pier Paolo Pasolini, die hij vroeg en verkreeg. Hij beschuldigde Pasolini van ‘belediging van de  religie’. In werkelijkheid had hij hem moeten beschuldigen van de misdaad ‘belediging van de midden- en kleinburgerij’.

Orson Welles

En niet zozeer omdat Pasolini de acteur Orson Welles in zijn rol van regisseur had laten zeggen: ‘Italië heeft het meest analfabetische volk en de meest onwetende bourgeoisie van Europa’. En ook niet omdat ‘de doorsnee mens een monster is, een gevaarlijke criminele racist, een conformist, slavenhouder, kolonialist en een onverschillige’. Maar bovenal omdat hij deze bourgeoisie, deze doorsnee mensen, had aangevallen in wat hun metafysische rechtvaardiging vormt. Als we het op de marxistische manier willen uitdrukken: in wat bestaat uit de bovenbouw van hun fundamentele structuur.

Pasolini had de katholieke religie zeker niet belasterd. (En het is om deze reden en niet uit conformistische angst, dat veel katholieken en priesters, die de religieuze opvattingen van de bourgeoisie niet delen, de film La Ricotta niets te verwijten  hadden.) Maar hij had de Italiaanse middenklasse belasterd door kritiek op het idee dat zij heeft van de katholieke religie. En wat was dit idee?

Het idee dat tot uitdrukking komt in de driekleurige bidprentjes, in de oleografiën onder glas, in de beeldjes gekleurd gips, kortom in de  afschuwelijke prullaria en heilige snuisterijen waarvan de stijl een paar eeuwen geleden voor eens en voor altijd werd vastgelegd door de iconografische vorm die Raphael gaf aan de figuren uit het Oude en Nieuwe Testament en door een klein deel van de maniëristen.

Het was een idee, laten we eerlijk zijn, absoluut overleefd, zoetsappig, conventioneel, voorschriften, fetisjistisch, afgodisch, bijgelovig: een idee, om het te definiëren met een enkel woord, conventioneel, dat wil zeggen, volledig verstoken van religieuze inhoud en speciaal gemaakt voor het gemak van een samenleving die ook volledig onreligieus is.

Pasolini’s versie van De Passie

Pasolini had de leegte en dorheid van dit idee laten zien met het zeer eenvoudige en bekende expressionistische procedé dat eruit bestaat ons onder de conventioneel geposeerde gezichten van de Heilige Familie de echte gezichten te tonen van de corrupte en de gevallen menselijke familie van deze jaren van genade. Nogmaals, het is een procedé zo oud als de schilderkunst.

De precedenten kan men vinden in de groteske kunst van schilders als Bruegel en Bosch. Maar ook in het  werk van Duitse expressionisten van de jaren na eerste eerste wereldoorlog. Maar voor de Officier van Justitie, bewonderaar van de maniëristen, had de film het effect van heiligschennis. De aanklager meende een belediging van de religie te zien waar slechts een andere artistieke opvatting werd uitgedrukt.

Misschien is het nuttig om op dit punt de anekdote in herinnering te roepen van Bernard Berenson. Nadat hem was verteld dat Jezus aan paus Pius XII was verschenen, stelde hij slechts één vraag: ‘In welke stijl?’ En daarmee zijn we terug bij Pier Paolo Pasolini. We hebben gezegd dat er in dit uiterst twijfelachtige, glibberige en ongrijpbare vraagstuk van de artistieke uitdrukking van religieuze gevoelens niettemin een vast punt in hem bestond: zijn religiositeit.

En inderdaad: in die rechtszaal was Pasolini de enige echt religieuze persoon. De Officier van Justitie bewoog zich op de uitgedroogde grond van de ter ziele gegane traditie, dat wil zeggen van driekleurige bidprentjes, van gekleurde gipsbeeldjes, van de bondieuserie om het in het Frans te zeggen. Dit is de traditie van de religie die onze kleinburgerij aanspreekt. En alleen Pasolini kon de Lijdensgeschiedenis nieuw leven inblazen. Deze sublieme geschiedenis die ooit zo vruchtbaar was en vandaag zo steriel.

Pasolini’s versie

Pasolini bleek in staat Christus, Maria en de heiligen los te maken uit de onbeduidende theatrale poses waarin drie eeuwen conventionaliteit van de Contrareformatie hen hadden opgesloten. Hij laat ze op een nieuwe manier leven en bewegen. Tussen de ruïnes en op de grasvelden nabij de Romeinse buitenwijken, met op de achtergrond de in gewapend beton opgetrokken nieuwbouw. Met de doornenkroon verdedigde de Officier van Justitie de religie dierbaar aan een zekere Italiaanse maatschapij.

Pasolini had zich beperkt tot het ernstig nemen van een thema uit het evangelie. Pasolini’s religiositeit herkende men in het feit dat hij poëtisch aan materiaal dat  definitief onpoëtisch leek en daarom werd overgelaten aan de commerciële mooipraterij van de fabrikanten van heilige voorwerpen.

Wij geloven dat in de capaciteit om poëzie te inspireren het overtuigende bewijs ligt van de geldigheid, vitaliteit en het belang van een religie.  Te oordelen naar de katholieke artistieke productie van onze tijd, die het Openbaar Ministerie zo aanspreekt, van de schilderijen die maniëristische kopiën zijn , tot de films van Cecil De Mille, lijkt het erop dat Christus net zo dood is als Jupiter, Apollo en Venus. Te oordelen naar de als men wil onaangename, gewelddadige, schreeuwerige, maar ook vitale en actuele film La Ricotta van Pasolini, krijgt men de indruk dat Christus springlevend en actief is en de christelijke religie geen fossiel zoals vele andere religies die haar in de geschiedenis voorafgingen.

Doornenkroon

De Officier van Justitie toonde de zorgvuldigheid eigen aan degenen die niet geloven in wat ze niet zien. Hij liet een moviola in de rechtszaal brengen om de .rechtbank alle vijfentwintig punten te tonen die naar zijn overtuiging  Pasolini’s veroordeling rechtvaardigden. Nu is het opmerkelijk dat juist die punten waarin Pasolini’s religiositeit het krachtigst en duidelijkst tot uitdrukking komen, door de Officier van Justitie als de meest schandalige en de meest oneerbiedige werden beschouwd.

Nemen we als voorbeeld de sequentie van de doornenkroon. Nadat  allerlei duvelstoejagers en assistenten van de regisseur in verschillende toonaarden, van minachting tot vermoeidheid en verveling, riepen: ‘De kroon’, verschijnen op het lege scherm twee handen die de doornenkroon van Jezus vasthouden. Het vereist geen grote deskundigheid in de filmtechniek om in de vertraging van de beelden en de camera ingezoomd op de doornenkroon in het midden van het lege scherm een verwijzing te zien. Een teken van verering en religieuze contemplatie.

Als de Officier van Justitie zich van de betekenis van dit beeld niet bewust was, blijkt daaruit dat hij de taal van de filmkunst niet kende. De luttele seconden dat de doornenkroon op het scherm prijkt, zijn de seconden van Pasolini’s religie. Het requisitoir van negentig minuten van de Officier zijn niet de moeite waard.

Een niet gerechtvaardigde verdediging

Het proces tegen Pier Paolo Pasolini toonde de ware religie en de conventionele, de religieuze gevoelens en de onverdraagheid, de levende kunst en commerciële, de verdediging van poëzie en die van de samenleving.

We hebben eerder gezegd dat het beter zou zijn geweest Pasolini niet het beledigen van de religie ten laste te leggen, maar van de bourgeoisie. Wij willen echter niet verkeerd begrepen worden. Pasolini wilde niemand beledigen. Noch de kleine burgerman, noch de welgestelde bourgeoisie. Niemand. Hij verlangde slechts een speciaal kunstwerk te maken en daar is hij naar onze mening volledig in geslaagd. Het was de midden- en kleinburgerij die zich beledigd voelde.

Deze burgerij identificeert zich met de Italiaanse Staat en meent haar beledigen gelijk staat aan een belediging van de Staat. De Officier van Justitie zei dat hij onze vrijheid wilde verdedigen tegen mensen als Pasolini, die haar willen ‘ontvoeren’. Wij zeggen dan: ‘Laat dit soort verdediging van de vrijheid achterwege.’

Het lijkt ons dat de vrijheid helemaal niet wordt verdedigd door de voorkeuren en ideeën van een kleine groep burgers toe te schrijven aan een heel land. Wij zijn er daarentegen van overtuigd dat de bourgeoisie, waarvan de Openbaar Aanklager zich tot woordvoerder heeft gemaakt, in wezen veel beter is dan hij denkt. En dat zij helemaal niet verdedigd hoeft te worden met inbeslagnames en gevangenissen. Integendeel, juist verlicht, geïnstrueerd en geholpen kan worden door een ander begrip van kunst en cultuur.

Aantekeningen bij Alberto Moravia over Pasolini

  • Een pdf van het origineel is hier beschikbaar voor download.
  • Zie hier voor een Nederlandse versie van de levensloop van Pasolini.
  • En een overzicht van de Nederlandse vertalingen van Moravia’s werk staat hier.
  • Op YouTube is La Ricotta met Franse ondertiteling beschikbaar, zie hier.

 

Stripverhaal van Umberto Eco De Naam van de roos verbeeld

Op 5 januari 2022 was het de 90° geboortedag van Umberto Eco.  Het nieuws is dat zijn grootste literaire succes De Naam van de roos een graphic novel wordt. Begin deze maand werd bekend dat de Italiaanse tekenaar Milo Manara (g. 1945) een stripverhaal van Umberto Eco ’s De Naam van de roos zal maken. Het boek zou eind van 2022 in de winkel moeten liggen. Ik las het nieuws in het Lees verder “Stripverhaal van Umberto Eco De Naam van de roos verbeeld”