Over Etty Hillesums modderschrift een paar woorden

Dit artikel gaat over Over Etty Hillesums ‘modderschrift’. Het was Etty Hillesums uitgesproken wens om na de oorlog schrijfster te worden. Dat kan men op vele plaatsen in haar dagboek nalezen. Haar dagboek beschouwde zij een oefenschrift waarin zij tussen begin maart 1941 en oktober 1942, dus in een relatief kort tijdsbestek, in tien cahiers ongeveer 250.000 woorden neerschreef. Het waren er eigenlijk nog zo’n 25.000 meer, maar het zevende cahier is verloren gegaan. Zij had van haar schrijfkunst in deze fase van haar leven overigens geen hoge dunk, niet wetende dat twee van haar brieven in het najaar van 1943 zouden worden gepubliceerd.

Haar negatieve opinie kunnen we aflezen aan de woorden ‘klad’, ‘kladden’. Aan het begin schrijft ze met een zekere zelfspot: “Hè, hè, wat mooi geformuleerd, maar ik klad het maar neer …” (Het werk, 10), maar ook veel later is ze nog kritisch: “Ik zit hier nu 1½ uur ongeveer te pennen en voel me nog akeliger en ontevredener dan toen ik begon. Dat komt, ik zit maar zo een beetje in het wildeweg te kladden.” (Het werk, 118.) Maar zelfs in een brief aan Spier gebruikt ze deze zinswending nog: “… ik klad het maar neer, zoals het toevallig uit de pen komt …” (Het werk, 588)

Negatief beeld

Wij moeten dan ook niet vreemd opkijken als zij in overeenstemming met deze vrij negatieve waardering haar dagboek op 18 juni 1942 karakteriseert als volgt:

Dit is m’n modderschrift. Een soort vuilnisbak voor velerlei afvalproducten van m’n geteisterd gemoed. […] wanneer alle afvalproducten weggewerkt zijn, wie weet, kom ik misschien eens tot iets positiefs op deze blauwe lijntjes? (Het werk, 445-446)

Als samengesteld woord komt ‘modderschrift’ in Hillesums nagelaten teksten slechts één maal voor. Dat geldt ook voor het werkwoord ‘modderen’, dat in de onovergankelijke betekenis van onhandig te werk gaan, om niet te zeggen knoeien: ‘Je kunt op dit gebied [de psychologie] zo heerlijk je eigen gang gaan, modderen, stellingen bedenken, hypotheses opstellen …’ (Het werk, 136.)

Woordgebruik

Het zelfstandig naamwoord ‘modder’ vinden we één keer figuurlijk gebruikt in de veel geciteerde zin ‘Dit barbarisme van ons moeten wij innerlijk afwijzen, wij mogen die haat niet aankweken in ons, omdat de wereld dan geen stap verder uit de modder komt.’

Frequent is ‘modder’ (dertien keer) in de brieven in relatie tot kamp Westerbork, natuurlijk in de concrete betekenis van een mengsel van klei en water. Ze gebruikt het adjectief ‘modderig’ in twee omstandigheden. De eerste keer bij de gedachte aan de gracht waarin zij zich zou willen laten zakken om er een einde aan te maken (Het werk, 148, 224, 509) de tweede keer in verband met de jasmijn op het dak van de garage (Het werk, 484, 517).

Ik heb altijd aangenomen dat ‘modderschrift’ een door haar bedacht woord was, mogelijk associatief gevormd door haar frequent gebruik van het woord ‘modder’ en de schoolschriften waarin zij haar gedachten opschreef. En daar heb ik het dan ook bij gelaten. Op het moment echter dat ik mij afvroeg hoe dit woord in de Italiaanse vertaling was overgekomen, ontstond de behoefte meer over dit woord in mijn moedertaal te weten te komen.

Op zoek naar het woord

Van de Leidse hoogleraar Marc van Oostendorp heb ik begrepen dat taalkundigen tegenwoordig internet zoekmachines zoals Google gebruiken om woordfrequenties en –gebruik na te gaan. Goed voorbeeld doet goed volgen. Zo trof ik in een verslag van de zitting van het Belgische parlement van 20 juni 1939 het woord ‘modderschrift’ aan, maar bovendien nog twee andere samenstellingen: ‘modderrevue’ en ‘modderproza’.

Het zelfstandig naamwoord ‘modderproza’ heb ik via Delpher in de nationaalsocialistische weekblad Volk en Vaderland van 26 mei 1939 kunnen opsporen. Voornoemd verslag verwijst naar een bijeenkomst op 21 mei van het Vlaams Nationaal Front waar het genoemde weekblad een pagina aan heeft gewijd. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft bij het lemma ‘modder’ geen enkele van deze vier samenstellingen geeft. Al met al geen rijke oogst. Maar voorlopig laat ik het hier even bij.

Oorsprong

Het is niet na te gaan of Etty Hillesum het woord zelf heeft bedacht of aangetroffen en gebruikt in haar dagboek. Ik acht het zeer onwaarschijnlijk dat zij het NSB weekblad op haar leestafel had. In het Nederlands is de vorming van samenstellingen een zeer productief principe en daarom sluit ik haar creativiteit bij de woordvorming niet uit.

Dat brengt mij ten slotte op de vraag wat Etty Hillesum bedoelt met ‘modderschrift’. Ik meen dat dit niet negatief is in de zin van het geciteerde zittingsverslag waarin wordt verwezen naar iets wat op een smaadschrift lijkt. Hillesum heeft haar elf volgeschreven dagboekcahiers op het oog, een soort oefenschriften, die zij opvatte als een verzameling ruw materiaal om uit te putten voor het proza dat zij zou gaan schrijven ná haar terugkeer. Men zou kunnen denken aan de ‘modder’ – ter wille van de vergelijking vervang ik hier klei door modder – die de grondstof was waaruit volgens de beroemde Joodse legende de Golem werd gevormd.

Hoe lang het tegenwoordig verouderde woord na de Tweede Wereldoorlog nog gebruikers heeft gevonden zou aardig zijn om uit te zoeken. In mijn tweedelige Van Dale, negende editie uit 1970, komt het niet voor.

Aantekeningen bij

Over ‘modderschrift’ buigen zich ook:

  • Ria van den Brandt, Denken met Etty Hillesum, Meinema, 2006, 39.
  • Debbie Pevenage, “Het harmonisch rollen uit Gods hand lukte niet zo erg. Worsteling en evenwicht in de dagboeken van Etty Hillesum” , licentiaat verhandeling, Universiteit Gent, 2006-2007.

‘Het werk’ staat voor: Etty Hillesum, Het werk 1941-1943, uitgegeven onder redactie van Klaas A.D. Smelik. Voor details: Het werk.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.