Op 8 september verlieten koning Vittorio Emanuele III, zijn eerste minister
, enkele leden van het kabinet en de militaire top ‘s morgens vroeg in allerijl de hoofdstad. Zij vluchtten naar het bevrijde in Zuid-Italië. Daarop namen de Duitse troepen op 10 september zonder noemenswaardig verzet de stad in. Zij lieten geen minuut verloren gaan om hun antisemitische politiek ook in Rome te implementeren. De kans om de oudste Joodse gemeenschap in Europa aan te pakken, lieten zij zich niet ontglippen. Op 12 september kreeg de commandant van de SS in Rome Herbert Kappler (1907-1978) een telefoontje uit Berlijn. Hij ontving het bevel om de deportatie van de Romeinse Joden voor te bereiden. In weinig meer dan een maand zouden de Goud- Boeken- en Mensenroof hun beslag krijgen. De meest tragische gebeurtenis was echter wel de laatste.Op zaterdag 16 oktober hielden de SS van Kappler in alle vroegte een razzia in het antieke getto en enkele andere wijken van de stad. Zij sleepten op die dag ruim duizend Joden met geweld uit hun huizen. Het was de eerste grootscheepse actie van de bezetter tegen de Joden in Italië en daar bleef het bij. De latere jacht op de Joden zou worden uitgevoerd door de Italiaanse fascisten van de RSI, zowel in Rome als in de rest van Italië. In de onderstaande tekst bespreek ik twee gebeurtenissen die in dezelfde periode in de hoofdstad plaatsvonden. De beroving van het goud en van twee bibliotheken van de Joodse Gemeenschap.
Chronologie van de goudroof
Zondag 26 september 1943. ’s Morgens meldt Gennaro Cappa, de directeur van de afdeling ‘Rassen’ van de Romeinse politie, zich bij de Joodse Gemeenschap. Hij vraagt de Voorzitter van de Romeinse Joodse Gemeenschap Ugo Foà te spreken. Foà dient zich in gezelschap van Dante Almansi (1877-1949), de Voorzitter van de Italiaanse Joodse Unie, om 18.00 uur te melden op de Duitse ambassade.
Zij zouden worden ontvangen door majoor Herbert Kappler, die de beide voorzitters belangrijke mededelingen had te doen. Tijdens het gesprek deelt hij zijn gasten het volgende ultimatum mee: de Joden moeten binnen 36 uur 50 KG goud aan de Duitse autoriteiten overhandigen. Voldoen zij niet aan deze eis dan worden willekeurig 200 Joodse gezinshoofden gevangen genomen en naar Duitsland gevoerd. Dezelfde avond worden vooraanstaande leden van de Gemeente ingelicht.
Maandag 27 september 1943. Voorzitter Ugo Foà belegt om 10.00 uur een spoedbijeenkomst met alle raadsleden van de Romeinse Joodse Gemeenschap. Ook vooraanstaande leden van de Gemeenschap waren opgeroepen. Foà maakt de aanwezingen deelgenoot van het ultimatum, dat de volgende dag om 12.00 uur afloopt. De inzameling begint terstond.
In de grote Raadszaal stromen de Romeinse Joden toe om hun gouden voorwerpen in te leveren: ringen, armbanden en andere sierraden. Vele niet-Joodse Romeinen dragen bij aan de inzameling. Het goud wordt gewogen door de goudsmit Angelo Articoli. Enkele medewerksters geven vervolgens een bewijs van ontvangst af.
Rabbijn Zolli krijgt via een vertrouwde relatie van het Vaticaan de toezegging dat de Kerk het eventueel ontbrekende deel zal aanvullen.
Dinsdag 28 september 1943. Tegen het middaguur blijkt dat de inzameling meer tijd kost. De Duitsers verlenen uitstel tot 16 uur. Op dat tijdstip vervoegen de beide voorzitters Ugo Foà en Dante Almansi zich bij de Duitse ambassade. De delegatie bestond verder uit Gennaro Cappa, twee agenten, Angelo Articoli en enkele leden raadsleden.
Chronologie van de boekenroof
Donderdag 30 september 1943. Het is de eerste dag van Rosj Hasjana, het Joodse Nieuwjaar. Twee Duitse officieren melden zich bij de Romeinse Joodse Gemeenschap om twee bibliotheken te bekijken. Op vrijdag 1 oktober zijn de twee officieren – hun namen zijn niet bekend – er weer. Ze onderzoeken nauwkeurig de beide collecties en nemen cataloghi in beslag. Er bestond in feite geen complete catalogus, maar slechts een onvolledige inventaris uit 1934.
Andere Duitse officieren spreken met de Voorzitter Dante Almansi en stellen vragen over de boekenverzamelingen. Ook willen zij weten wie van de Gemeenschap bemiddeld zijn. Ondanks de geuitte bedreigingen krijgen zij geen antwoorden. Tien dagen later melden de eerste twee Duitse officieren zich weer bij de secretaresse Rosina Sorani. Zij is alleen op kantoor. Na nogmaals de boeken te hebben geïnspecteerd, verklaren zij aan mevrouw Sorani dat de collecties in beslag zijn genomen. En voegen eraan toe, dat bij aantasting van het boekenbestand het Duitse standrecht geldt.
Donderdag 14 oktober 1943. Om 8.30 uur meldt de Duitse officier zich opnieuw. Hij is in gezelschap van de mannen van het verhuisbedrijf, dat de collecties komt weghalen. De bibliotheek van de Joodse Gemeenschap op de tweede etage wordt in zijn geheel in de wagens geladen. Een deel van de bibliotheek van het Rabbijns College treft hetzelfde lot. De rest van deze bibliotheek zou ruim een maand later worden opgehaald. Van de bijna tienduizend geroofde boeken ontbreekt – op een twintigtal na – tot nu toe elk spoor.
De internationale zoektocht
De systematische plundering van historische achieven en bibliotheken in de door de nazi’s bezette gebieden is thema van onderzoek. Het speurwerk naar de geroofde documenten en boekenschatten kwam pas lang na de oorlog op gang. Een belangrijk aantal privé- en institutionele collecties kwam boven water en werd in depots ondergebracht. De identificatie is echter uiterst moeilijk en daarmee de restitutie.
Met een decreet van 26 november 2002 installeert de Italiaanse regering een commissie die tot taak heeft naar de twee gestolen Joodse bibliotheken op zoek te gaan. Een rapportage uit 2012 van de Commissie kunt u hier lezen (in het Engels) en desgewenst downloaden. De conclusies van de rapporteurs zijn negatief. Waar het geroofde boekenbezit, dat in twee treinwagons was geladen en richting München reisde, terecht kwam, heeft men men niet kunnen recontrueren. En het zal niemand verbazen, dat de bibliotheken dus niet werden teruggevonden.
Aantekeningen bij Goud- Boeken- en Mensenroof in Rome
- De medewerkster van de Romeinse Joodse Gemeenschap Rosina Sorani legde in haar dagboek vast wat er die dagen gebeurde op haar kantoor. Aan haar tekst ontleende ik enkele gegevens. De details over de criminele acties van de nazi’s kan men overigens in veel publicaties terugvinden. Allereerst in het boek van Giacomo Debenedetti, 16 Oktober 1943. Een Joodse kroniek. Amsterdam, Meulenhoff, 1985, pp. 23-25. Zijn weergave verschilt op sommige punten van mevrouw Sorani’s dagboek, die in haar aantekeningen een minder literaire stijl gebruikt. Vooral naar de razzia op 16 oktober 1943 deed men gedegen historisch onderzoek.
- Over de goudroof maakte Carlo Lizzani een film met de titel L’Oro di Roma, Het goud van Rome. Op Youtube staat een complete versie met Engelse ondertiteling. Op Dailymotion dezelfde film: deel 1 en deel 2, in het Italiaans.
- De Zweedse journalist en schrijver Anders Rydell deed onderzoek naar de nationaalsocialistische roofpraktijken. De resultaten daarvan in zijn boek: De grote boekenroof. Een zoektocht naar Europa’s verdwenen bibliotheken. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact 2017. Van de presentatie in de Library of Congress van de Engelse vertaling bestaat een registratie op Youtube. Rydell had al eerder geschreven over de nazistische roof van beeldende kunst.
- Over de situatie in Nederland leze men: Gerard Aalders, Roof. De ontvreemding van Joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog. Den Haag, SDU Uitgevers, 1999, met name pp. 69-81.