De keren dat ik de Gemeentelijke Rozentuin op de Aventijn bezocht, viel mij niets bijzonders op. Behalve de plaats. In deze schitterende tuin komt elk jaar in de maand mei een jury bijeen. Bij die gelegenheid bekronen experts de best bevonden nieuwe roos. De internationale wedstrijd “Premio Roma”, viert dit jaar (2010) zijn 68e editie. Van de 89 ingezonden nieuwe rozen kreeg de gele roos van de Japanse kweker Keisei de lauwerkrans. Wie van plan is Rome in het voorjaar te bezoeken, mag deze rozentuin (roseto) beslist niet overslaan. Lees hieronder verder over Een Joodse moestuin in Rome.
Joodse moestuin in Rome
Aangezien de woorden ‘Joodse moestuin’ in de titel van dit stukje voorkomen, zal ik de lezer niet langer afleiden. Ik wil het namelijk hebben over één van de twee voormalige Joodse begraafplaatsen in Rome. De eerste bevond zich buiten de Porta Portese en dus buiten de Aureliaanse muren. Dit was de oudste Joodse begraafplaats (Campus Iudaeorum) waarvan echter niets meer over is.
Het gaat mij hier echter om de tweede. Die ontstond later omdat uitbreiding noodzakelijk werd. Dit Joodse kerkhof kwam in het jaar 1645 op de Aventijn tot stand. De Joodse Broederschap Chemilut chasadim, “Confraternità della Carità e della Morte” kocht het terrein in 1645 met pauselijke dispensatie onder Innocentius X. Volgens de koopakte van 14 september 1645 bedroeg de koopsom 4100 scudi.
Een negatieve bijnaam
Dan nog en opmerkelijk detail: de christelijke volksmond noemde de begraafplaats ook wel “ortaccio”. “Orto” is het Italiaanse woord voor een afgebakend stukje grond waarop men groente verbouwt. Juist, een moestuin. De negatieve woordvorm ‘ortaccio’ staat voor iets als ‘lelijke moestuin’. Gangbaar was ook het woord ‘Campo’, veld, en het negatieve ‘Campaggio’. In het Hebreeuws heet de Joodse begraafplaats Bet ha-chayim, Huis van het leven, of Huis van de levenden.
De begraafplaats op de Aventijn werd in de loop van de 18e eeuw (in 1728 en 1775) uitgebreid met aanliggende terreinen. Op het kaartje ziet men duidelijk het ‘Cimitero Israelitico’ – bij het getal 16. Maar in 1934 werden de stoffelijke resten en de grafzerken overgebracht naar de begraafplaats Verano. En een flink deel van de graven werd geruimd. Hoewel de begraafplaats sinds 1645 heeft heeft gefunctioneerd, waren er na deze bijna 300 jaar maar weinig zerken te verhuizen. De reden daarvoor is eenvoudig te achterhalen: het pauselijk verbod uit 1625 om Joodse graven van uiterlijke kenmerken te voorzien werd pas in 1846 afgeschaft.
De twintigste eeuw
En zo komen we dan in de twintigste eeuw. De begraafplaats op de Aventijn diende plaats te maken voor de weg die – nog steeds – langs het Circus Maximus loopt. Het terrein moest daarom in 1934 aan de Gemeente Rome worden verkocht. In die tijd was Benito Mussolini aan het bewind. Het waren hoogtijdagen van fascistische regiem. De rassenwetten zouden pas enkele jaren later (1938) afgekondigd worden. In de bronnen die ik ken, wordt geen direct verband gelegd tussen de verplaatsing van de Joodse graven en het fascisme. De operatie had kennelijk geen andere dan urbanistische motieven.
Gedurende de oorlog werd het terrein werkelijk gebruikt als moestuin. Na de oorlog lag het enkele jaren braak. In 1950 kwam de Gemeente Rome met het plan er een rozentuin aan te leggen. De in 1931 op de Oppius gestichtte rozentuin was namelijk in de oorlog verwoest. Nu kwam men met het voorstel het terrein nabij het Circus Maximus voor dat doel te bestemmen. De Romeinse Joodse Gemeenschap ging accoord.
Historicus Attilio Milano
Volgens Attilio Milano (1907-1969), aan wiens boek Il Ghetto di Roma ik enkele van de bovenstaande notities ontleen, werd degene die tot 1934 in de gelegenheid was deze Joodse laatste rustplaats te bezoeken, ‘deelgenoot van de weldadige rust die heerste op deze plaats, die was omringd door schilderachtige cipressen en vanwaar men een koninklijk uitzicht had op de Palatijn en op de Caelius’. (p. 267)
De hedendaagse bezoeker kan zich van de oorspronkelijke bestemming slechts een voorstelling maken door de vorm die de tuin kreeg. Hoe ? Welnu, de paden waartussen de rozenperken zijn gesitueerd, volgen het patroon van de armen van de Joodse Menoràh. Iets kan men er van zien op bovenstaande foto. Maar via Google Maps krijgt u echt een veel betere indruk. Tikt u het volgende adres maar in uw browser: “via di valle murcia roma”. Klik een aantal malen op + om het beeld te vergroten en u ziet de middenschacht en de zesarmige vorm vanzelf verschijnen.
Aantekeningen bij een Joodse moestuin in Rome
- De foto waarmee het artikel opent dateert uit het einde van de negentiende eeuw.
- Attilio Milano, Il Ghetto di Roma. Rome: 1988², pp. 259-267.
- Een gids om de plaatsen te bezoeken waar Joden in de regio Latium verbleven, is Bice Migliau e Micaela Procaccia, Lazio Itinerari ebraici. I luoghi, la storia l’arte. Venezia: Marsilio, 1997.
- Naar christelijk dictaat moesten de Joodse begraafplaatsen buiten de stadsmuren worden ingericht. Ze lagen extra muros volgens de term die hiervoor gangbaar is.