Op woensdag 15 november 2017 overleed in Milaan rabbijn Giuseppe Laras (1935 – 2017). Hij was 25 jaar de opperrabbijn van die stad. Hij wordt geëerd met de titel ‘maestro’, geestelijk leider. Door velen werd hij erkend als een gids die richting gaf aan hun bestaan, als een leraar die zijn levenswijsheid deelde met hen die bereid waren naar hem te luisteren. Laras wees telkens weer op het alsmaar dieper groeiende antisemitisme in Italië en in Europa. In de volgende tekst Opperrabbijn Laras en Etty Hillesum laat ik zien dat hij zich ook door haar liet inspireren.
Gedurende zijn lange carrière verzette hij zich niet alleen in tegen het antisemitisme. Met evenveel vasthoudendheid spande hij zich in voor de interreligieuze dialoog tussen joden en christenen. Hij was tot diens dood bevriend met zijn stadgenoot kardinaal Carlo Maria Martini, eveneens een onvermoeibare voorvechter van deze dialoog.
Laras breidde zijn ideeën daarover uit tot de wereld van de islam. Hij nam deel aan het World Congress of Imams and Rabbis for Peace. Laras heeft gewerkt als universitair docent aan universiteiten in Milaan en Pavia. Hij heeft zich vooral toegelegd op de studie van Maimonides, de Joodse filosofie van de Middeleeuwen en de Renaissance, onderwerpen waarover hij publiceerde.
Zich bewust van het naderende einde heeft Laras in een brief aan de Milanese Joodse Gemeenschap opgeroepen “nieuwe modellen” te ontwerpen. Zo zou men twee van de complexe problemen van deze tijd aan kunnen pakken. Ten eerste “de nieuwe golf van antisemitisme, het verraad van de linkse politiek, het snelle intellectuele en morele verval van de Westerse beschaving”. Ten tweede de fase van “uittering en verharding” waarin het Jodendom verkeert. In de context van de jaarlijkse herdenkingen rond 27 januari was Giuseppe Laras bekend geworden als de ‘Overlevende van de Sjoa’. Op 2 oktober 1944 ontsnapte hij in zijn geboortestad Turijn aan de dood in een concentratie- of vernietigingskamp toen zijn moeder en oma werden verraden. Hij vat de gebeurtenissen nog eens samen in een artikel. Het Italiaanse katholieke dagblad Avvenire drukte hop de dag na zijn dood opnieuw af. De titel luidt: “Het lichaam is een geschenk van God. Mijn jaren ontnemen mij mijn kracht…” Ik vertaal er de volgende passage uit:
Ik herinner mij dat de twee Italiaanse SS-ers eenvoudig op de deur klopten. Onze vrome conciërge, altijd goed behandeld door mijn familie, had mijn moeder en oma aangebracht. Zo kon zij de 5000 lire per persoon incasseren. Ik herinner mij de straat die wij ’s avonds laat doorgingen, te voet naar het gebouw van de Gestapo. En ik herinner mij de laatste snel gewisselde blik met mijn moeder, die ik nooit meer terug zag. Ik herinner mij hoe ik wanhopig en geschokt was gevlucht om een veilig heenkomen te zoeken, een plaats om mij te verbergen. En ik herinner me ook dat ik een half jaar niet heb gesproken. Ze was mooi, mijn moeder. […] Ons gezin was warm en boordevol van de levenslust, die in het woord ‘familie’ is samengebald en verscholen. Mijn kinderjaren waren heerlijk. Op 2 oktober 1944 raakte ik dit alles in één slag kwijt. Ik was negen jaar oud. Het was een onomkeerbaar verlies.
Zoals gebruikelijk worden bekende personages door journalisten om hun mening gevraagd over de actualiteit van de dag. Dat overkwam ook Rabbijn Laras regelmatig. In een artikel in het dagblad Corriere della Sera van 3 januari 2014 over Etty Hillesums dagboek (ik heb de bron niet kunnen controleren) heeft hij iets over haar gezegd. De passage wordt geciteerd door Nadia Neri in haar artikel van 14 januari 2014, geplaatst op de website van de Milanese Vereniging Gariwo:
Het is verkeerd haar voor te stellen als een heldin of als een hoeksteen van het denken. Zij was een intelligente en gevoelige jonge vrouw, die ons een zeer belangrijke getuigenis heeft nagelaten. Maar men moet er ook rekening mee houden, dat zij grote psychologische problemen had, die werden verergerd door de verhouding met Julius Spier, een therapeut die 27 jaar ouder was. De woorden en het gedrag van Etty [Hillesum] moeten worden beschouwd in de optiek van een gestoorde persoon.
Neri vindt deze opmerkingen van Laras ‘geringschattend’. Haar verontwaardiging komt voort uit de opvatting “Etty is een gewone vrouw.” (Etty è una donna normale.), die Neri sinds 1988 heeft gekoesterd. Daar is niets op tegen, maar toch wijkt haar mening niet zó sterk af van die van de opperrabbijn als zij in hetzelfde stuk doet voorkomen. Dit blijkt als zij verduidelijkt wat zij zélf onder “normaal” verstaat: “[Etty had] net als iedereen veel problemen, een moeilijke verhouding met haar ouders, eetproblemen en een ernstige depressie…” Voorwaar niet gering.
Dat geldt ook voor de opmerking van rabbijn Laras over Etty Hillesum: ‘een gestoorde persoon’ (una personalità disturbata). Ik neem voorlopig aan dat Neri de rabbijn correct citeert, maar het lijkt me niettemin een oordeel dat niet past bij iemand als Laras. Je vraagt je af wat hij van Hillesums werk gelezen heeft. Wellicht alleen de bloemlezing uit 1981? Ik blijf voorlopig het anwoord schuldig.
In dit stukje wil ik tot slot nog wijzen op een interessante overeenkomst tussen Etty Hillesum en Giuseppe Laras: beiden waren zij mensen van de dialoog en beiden hebben zij aan die overtuiging méér dan lippendienst bewezen. Het gesprek met de ander veronderstelt de afwezigheid van haat. In het dagelijks bestaan kan aan deze voorwaarde meestal wel worden voldaan, maar in de uitzonderlijke omstandigheden waaronder Etty Hillesum, haar familie en haar volk leefden (en mutatis mutandis de Italiaanse Joden), lagen de verhoudingen volledig anders. Er was veel moed voor nodig om serieus begrip te vragen voor de dialoog.
Ook in onze tijd, die wordt geteisterd door ontelbare verwoestende oorlogen en conflicten op zeer veel plaatsen in de wereld, vraagt het om grote moed de dialoog als middel voor de oplossing van conflicten voor te stellen. Niet zelden wordt deze optie honend afgewezen. De boventoon voert wat men aanduidt als “hate speech”; zoals bekend, werd de haat door Etty Hillesum op 15 maart 1942 zeer treffend aangeduid als “… een ziekte van de eigen ziel.”
Aantekening bij Opperrabbijn Laras en Etty Hillesum
- Nadia Neri is de schrijfster van het boek Un’estrema compassione. Etty Hillesum testimone e vittima del Lager, Milaan: Bruno Mondadori, 1999.