Over barbarisme en barbaarsheid in Etty Hillesum

Het gaat in Over barbarisme en barbaarsheid over deze termen in het dagboek van Etty Hillesum en het gebruik ervan in een Italiaans boek over haar.

De term Barbaar

In Hillesums dagboek komt het woord ‘barbaar’ eenmaal voor. Zij gebruikt het om zich een verwijt te maken. Zij bevond zich op maandag 19 januari 1942 op haar kamer in de Gabriël Metsustraat waar zij om tien uur in haar dagboek begon te schrijven. De aantekening bevat een verslag van haar verjaardag, die zij op de voorgaande donderdag 15 januari had gevierd, en ze schrijft over de vrijdag en zaterdag erna, de dagen waarop zij een flink aantal mensen ontmoette, onder wie haar ouders die speciaal uit Deventer op bezoek waren gekomen. Ook haar broers waren aanwezig. En in die dagen veel musiceerde men veel.

Hillesum maakt vervolgens gewag van een ‘onlustmoment, dat de hele goede dag dreigde op te slokken’. Zij verwijt zich al het goede van de voorgaande dag te laten overstemmen door ‘één moment van inzinking’. En dan voegt zij toe: ‘Barbaar.’ (HW, 242-243) Zij gebruikt de term in de correcte betekenis. Heel anders is het gesteld met een andere context waarin zij een vorm uit dezelfde woordfamilie gebruikt. Het woord komt voor in deze vaak geciteerde zin:

Resumerende, wil ik dus eigenlijk dit zeggen: het nazi-barbarisme roept in ons eenzelfde barbarisme wakker, dat met dezelfde methoden zou werken, wanneer we mochten doen wat we wilden vandaag aan den dag. (HW, 22. 15 maart 1941.)

Barbarisme

Opmerkelijk in dit citaat is ‘barbarisme’, dat ook in de zin die direct volgt voorkomt: “Dit barbarisme in ons moeten wij innerlijk afwijzen…”. Na deze derde keer zal zij de term niet meer gebruiken. Hillesum heeft zich klaarblijkelijk niet gerealiseerd, dat zij het woord verkeerd gebruikte. Zij bedoelde natuurlijk barbaarsheid. Het gaat ook niet om een Germanisme, want ‘Barbarismus’ is net als het Nederlandse barbarisme de naam voor een leenwoord uit een andere taal. Via ‘barbaar’ heeft het woord etymologische wortels in het Grieks. Het is een verschijnsel dat men contaminatie noemt. De context waarin zij ‘barbarisme’ gebruikt laat geen twijfel over de betekenis die zijn eraan hechtte. Met ‘nazi-barbarisme’ bedoelde zij de wreedheden en de meedogenloosheid van de nationaalsocialisten. Tot zover de taalkundige aspecten.

De bredere context waarin wij de geciteerde zin dienen te plaatsen is Hillesums visie op haat, de gemoedsstemming die in het dagboek ruime aandacht krijgt. Het is goed zich bewust te zijn van de periode waarin zij deze woorden schreef: in maart 1941. Van nationaalsocialistische gewelddaden was men zeer goed op de hoogte, ook Etty Hillesum. Van de systematische moord (genocide) op de Joden die in het land verbleven, de Nederlandse staatburgers van Joodse afkomst en de vele uit Duitsland gevluchtte Joden, was nog geen sprake. Het is vooral de Sjoa die onze kijk op de gebeurtenissen in de periode 1940-1945 heeft bepaald en het blijkt soms moeilijk daarvan los te komen bij de beoordeling van die tijd. Men valt licht in de kuil van het anachronisme.

Maria Coccia

Over barbarisme en barbaarsheid in Etty HillesumDit speelde door mijn hoofd toen ik een recent (augustus 2014) gepubliceerd boek over Etty Hillesum begon te lezen. De schrijfster Maria Coccia heeft haar doctoraalscriptie uit 2013 bewerkt en uitgegeven onder de titel Etty Hillesum. L’amore oltre la giustizia, hier vertaald met: “Etty Hillesum. De liefde overstijgt het recht”. Met de term ‘liefde’ wordt de goddelijke liefde in de rooms-katholieke zin van caritas bedoeld. In het derde hoofdstuk komen we deze zeer opmerkelijke uitspraak tegen:

Etty constateert dat het ‘nazi-barbarisme’ als reactie in het Joodse volk een ‘eenzelfde’ barbarisme doet ontstaan. Dit barbarisme moet worden bestreden in ons innerlijk, in gehoorzaamheid aan een hogere waarheid.

[Italiaans: “Etty constata che la «barbarie nazista» fa sorgere per reazione «un’identica» barbarie nel popolo ebraico: queste barbarie va combattuta all’interno di noi stessi, nell’obbedienza ad una verità più profonda.” (p. 110) Voor mijn vertaling heb ik Hillesums formulering ‘nazi-barbarisme’ gebruikt. Het Hillesumse ‘nazi-barbarisme’ wordt overigens in de Italiaanse vertaling corrigerend vertaald met het correcte ‘barbarie’.]

Waar ik de aandacht op wil vestigen is dit: Etty Hillesums oorspronkelijke verwoording van 15 maart 1941, namelijk ‘in ons’, wordt door de schrijfster Coccia gewijzigd in ‘het Joodse volk’. Coccia citeert niet Hillesums woorden, maar herformuleert zodanig dat er een radicale betekenisverschuiving optreedt. Het is een verandering met zeer verstrekkende gevolgen. Want wat gebeurt hier?

Ingevoegde woorden

Ten eerste wordt Etty Hillesum een uitspraak in de mond gelegd die in het dagboek niet voorkomt. In de hierboven geciteerde passage gebruikt zij de woorden ‘in ons’ en is er geen sprake van ‘het Joodse volk’. Wie had zij in gedachte toen zij ‘in ons’ schreef? Een plausibele interpretatie lijkt mij dat het haar ging om de personen die niet instemden met de Duitse bezetters en hun Nederlandse nationaalsocialistische handlangers, dus de Nederlanders die zich van deze lieden distantieerden. Dat gold voor veruit het grootste deel van de ongeveer 9 miljoen inwoners. Daartoe behoorden ook de bijna 120.000 Nederlanders van Joodse afkomst (bron: census 1941, Pinkas, 173).

In de tweede plaats – het kernpunt – wordt ‘het Joodse volk’ in de gewraakte volzin van Maria Coccia op één lijn gesteld met de nationaalsocialistische bezetter: de daders en de slachtoffers op hetzelfde plan! Men hoeft waarlijk geen hooggeleerde historicus in de materie van de Sjoa te zijn om de barbaarsheid van deze formulering in te zien.

Hillesum spreekt over het Joodse volk pas in een veel later stadium, namelijk aan het einde van het negende cahier. Zij schrijft op 3 juli 1942 over ‘ons Joden’ en dat is een ommekeer in haar denken. Dit is de volledige zin: “Ik zal anderen niet met mijn angsten lastig vallen, ik zal niet verbitterd zijn, als anderen niet begrijpen, waar het bij ons Joden om gaat.” (HW, 487, 2 juli 1942.) Op dit punt in de tijd is haar besef van haar Joodse wortels manifest geworden. (Met dank aan Klaas Smelik voor deze verwijzing.)

Grote ongerijmdheid

Tenslotte – en dit is zeker niet minder ernstig – wordt er geen precieze tijdsaanduiding gegeven, waardoor het risico ontstaat dat een hedendaagse lezer met zijn min of meer gearticuleerde historische kennis, mogelijkerwijs de zinsnede ‘het Joodse volk’ associëert met de Sjoa. De na-oorlogse generaties hebben enorme moeite de historische omstandigheden van vóór de Sjoa zonder onze kennis ervan bij het vellen van oordelen te laten meespelen. Daarmee neemt de ongerijmdheid van het in punt twee genoemde wel zéér monsterlijke vormen aan.

Het gaat Etty Hillesum uiteindelijk om het thema van de haat, want dat woord lijkt me een adequaat synoniem voor de term ‘barbarisme’, daarvoor spreekt de zin die zij neerschijft: “Dit barbarisme van ons moeten wij innerlijk afwijzen, wij mogen die haat niet aankweken in ons, omdat de wereld dan geen stap verder uit de modder komt.” (HW, 22, 15 maart 1941.) De handelingen van de ene groep – de daders – wekt de haat op bij de anderen – de slachtoffers – en zou volgens Hillesum moeten worden bestreden in het innerlijk van de laatsten, ook al zijn zij tegenstanders of zelfs slachtoffers van de nationaalsocialistische dictatuur. De overtuiging van Etty Hillesum, dat men met liefde en niet met haat zelfs de vijand tegemoet moet treden, drukt zij uit in de geciteerde woorden.

Meer

Maar is dit nu het hele verhaal? Nee. Elders in haar dagboek blijkt glashelder dat zij zich niet om de tuin liet leiden en niet zo naïef was de liefde als panacee te beschouwen. Zij brengt dat in het volgende citaat – merk op dat wij dan bijna een jaar verder zijn! – scherp onder woorden:

Me er zeer sterk van bewust zijnde, dat deze jongens beklagenswaardig zijn, zolang ze geen kwaad kunnen, maar levensgevaarlijk en uitgeroeid moetende worden, als ze op de mensheid loskomen. Maar misdadig is alleen het systeem, dat deze kerels gebruikt. (HW, 269, 27 februari 1942.)

Het gezichtspunt (vgl. ‘beklagenswaardig’) moge hier dan psychologisch zijn, Hillesum was immers een leerlinge van Julius Spier en ijverige lezeres van de werken van Carl Gustav Jung, en haar kijk op de mensen met wie zij in aanraking kwam werd daardoor onmiskenbaar beïnvloed, haar oordeel – vier maanden vóór de aanvang van de deportaties vanuit kamp Westerbork – over deze jonge nazi’s is categorisch. Niettemin lijkt zij met de afsluitende zin de individuele verantwoordelijkheid ondergeschikt te maken aan de nationaalsocialistische ideologie. Voor een juriste lijkt mij dit een opmerkelijke vaststelling. Mogelijk dringt haar politiek linkse wereldbeschouwing hier naar de voorgrond.

Aantekeningen bij Over barbarisme en barbaarsheid in Etty Hillesum

  • Maria Coccia, Etty Hillesum. L’amore oltre la giustizia, Edizioni universitarie romane, Roma 2014.
  • Etty Hillesum, Het Werk 1941-1943. Uitgegeven onder redactie van Klaas A.D. Smelik. Tekstverzorging door Gideon Lodders en Rob Tempelaars. Zesde herziene en aangevulde druk. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2012. Afgekort: HW. Zie hier.
  • Jozeph Michman, Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, Kluwer, Ede/Antwerpen, 1992.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.