De Chinees en over Pantoffels en Natalia Ginzburg. In mijn familie had de zin ‘We gaan wel naar de Chinees’ een precieze betekenis. De formule werd meestal door mijn moeder uitgesproken, want in het gezin besliste zij over deze zaken. Het bezoek aan ‘de Chinees’ in de Van Woustraat in Amsterdam-Zuid, waar vandaan een van ons terugkwam met de bekende witte plastic tasjes, wekte bij niemand in de buurt opzien. Na de verhuizing naar Noord-Brabant, waar mijn ouders terugkeerden in hun beider geboortedorp, kon deze periodieke menu-wisseling doorgaan, want daar was ook een Chinees restaurant gevestigd. De rest van de familie keek echter met een licht wantrouwen tegen dit type voeding aan.
Ik kan mij niet herinneren deze oosterse dis ooit op tafel te hebben gezien bij de tweelingzus van mijn moeder. Bij mijn tante thuis kreeg je de voorn die haar man in de Biesbosch had gevangen, in de roeiboot schoongemaakt en in de schuur geduldig gebakken. Een onaantastbare familietraditie.
Bij mij thuis liepen allerlei dingen anders. Met hun eerstgeborene waren mijn jonge ouders na de oorlog naar Nederlands-Indië vertrokken. Een ongeluk dwong het gezin tot een onvoorziene terugkeer. Ditmaal met zijn vieren, want kort voor het vertrek richting Rotterdam werd ik door mijn moeder in Soerabaja ter wereld gebracht. De ervaring van enkele jaren in de voormalige kolonie heeft ervoor gezorgd, dat vooroordelen tegen de inheemse oosterse keuken in ons gezin nooit een plaatsje hebben gekregen.
Het wantrouwen waarmee mijn tante tegen ‘de Chinees’ aankeek, kwam ik opnieuw tegen in Rome. Vrij snel heb ik mij deze culinaire vooroordelen ongemerkt eigen gemaakt en de keren dat ik in de afgelopen decennia in een Chinees restaurant heb gegeten, gaan de vingers van één hand niet te boven.
Veel geluk
Eergisteren vermengde zich in mijn geheugen de naam ‘Hao Yun 168’ met de hier beschreven herinneringen. Het Chinese ‘hǎoyùn’ betekent ‘veel geluk’, en zo heet ook de winkel (met de omvang van een loods) waar ik tegenwoordig met een zekere regelmaat binnenga. Je kunt er niet eten, maar wel allerlei nuttige dingen aanschaffen, zoals kleding en schoeisel, batterijen en aanstekers, en indien nodig een paar Italiaanse pantoffels. Het adjectief ‘Italiaans’ staat er niet toevallig, want veel van wat je koopt bij ‘de Chinees’ wordt vandaag de dag – belief it or not – geproduceerd in Italië.
Natalia Ginzburg
Door de enorme winkel zwervend, dacht ik dat het geluk mij in de steek had gelaten, want er was geen pantoffel te bekennen. Daarop schoot mij het fragment van Natalia Ginzburg te binnen, dat ik paar dagen geleden in een van haar opstellen had gelezen:
Dan worden ook de ouders wakker. Ze staan op en komen ongekamd en blootsvoets de keuken binnen. Ze dragen geen pantoffels en hebben natuurlijk niet gekeken of er soms een paar onder het bed stonden. De oude moeder vraagt zich af hoe lang de pantoffel-industrie het nog volhoudt, want de mensen schijnen ze niet meer nodig te hebben. Verdoofd van de slaap zoeken de jonge ouders naar brood en kopjes. Een lang ontbijt zonder koffieverkeerd begint: het lijkt alsof de koffieverkeerd net als de pantoffels van de aardbodem gaat verdwijnen. Hier domineren roereieren en flesjes vruchtensap: en op het brood wordt een afzichtelijke, donkere en vette substantie gesmeerd.
Deze mooie alinea heb ik vertaald uit het hoofdstuk ‘Huishoudelijk werk’, dat in augustus 1969 als column verscheen in het Turijnse dagblad La Stampa. Het werd in november 1970 herdrukt in de bundel Mai devi domandarmi, die in al april 1970 een vijfde druk beleefde! (De titel verwijst naar Lohengrins ‘Nie sollst du mich befragen’, in de gelijknamige opera van Wagner.) Of het is opgenomen in de door Etta Maris vertaalde selectie Mensen om mee te praten, Meulenhoff, 1990, is mij (nog) niet bekend. De aan Ginzburg gewijde Nederlandse wiki-pagina geeft daarover geen uitsluitsel.
Afkeer van Nutella
De hoofdpersoon van dit korte verhaal is een oude moeder die verslagen aanziet hoe de traditionele opvoeding, die haar slechts weldaad heeft gebracht, door haar kinderen volledig wordt genegeerd. De nieuwlichters verbieden haar zelfs om ’s morgens de vloer te dweilen, een nobel dagelijks gebruik waarmee zij was opgegroeid en waaraan zij direct begon, nadat zij háár kroost grondig had gewassen, gekleed en gevoed met het traditionele ‘caffellatte’ en ‘biscotti’ ontbijt, de frisse ochtendzon had ingestuurd. Afgrijzen boezemt haar in de ‘donkere en vette substantie’ die op het brood wordt gesmeerd. Zij keert zich hier tegen de in 1964 op de markt gebrachte Nutella, die naar haar overtuiging een funeste uitwerking op de Italiaanse kinderen zal hebben.
Enzo Siciliano over Natalia Ginzburg
De krantenstukjes van Natalia Ginzburg veroorzaakten in die jaren altijd grote ophef en verdeelden de Italiaanse lezers in twee kampen. De schrijver Enzo Siciliano stelde in een gesprek met de schrijfster, uitgezonden door de radio in mei 1990, vast: ‘Of je was vóór, of je was tégen Natalia Ginzburg’. (pp. 206-7) Het omstreden thema in ‘Huishoudelijk werk’ is de opvoeding, dat bijna altijd is verbonden met de ervaringen van de vorige generatie en voor schrijvers een bron van inspiratie.
Ginzburg, moeder van drie kinderen, zegt even later tijdens hetzelfde gesprek: ‘… ik denk dat opvoeden heel moeilijk is. Dat de opvoeding zeer moeilijk, misschien zelfs onmogelijk is, en dat je het altijd fout doet.’ (p. 219)
Aantekeningen bij Pantoffels en Natalia Ginzburg
- Het laatste citaat komt uit: Natalia Ginzburg, È difficile parlare di sé. Conversazione a più voci condotta da Marino Sinibaldi, Einaudi, Turijn, 1999. Natalia Ginzburg, Het is moeilijk over jezelf te spreken. Gesprekken met NG en anderen, geleid door Marino Sinibaldi.